|
De
Amerikaanse Tak |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op deze
plaats is het misschien wel even aardig een zijstapje te maken naar een tak
van de familie Kroeze waar ik de nodige informatie over heb kunnen vinden.
Het gaat om de tak van Hendrik Johannes Kroeze, die een broer was van mijn
overgrootvader. Hendrik Johannes Kroeze; geboren 11-05-1842; Gehuwd
03-11-1864 met Pietronella Diebrink;
dochter van Jan Willem Diebrink en Tonia ten Kleij. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto 1: Barend Herm
Jan Johannes Kroeze (1868 - 1960) |
|
Foto 2: Jeanette Muzette
Gray (1874 – 1981) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Hendrik
Johannes Kroeze gaat ook het verhaal dat hij de directeur was van de gasfabriek
die in Kampen zorgde voor het gas dat voor de straatverlichting werd
gebruikt. Nader onderzoek brengt mij tot de overtuiging dat het moet gaan om
de voorganger van de gasfabriek die in later tijd buiten de Hagen bij de
buitenhaven heeft gelegen. In het midden van de negentiende Eeuw bouwde Kampen
namelijk een nieuwe gemeentelijke gasfabriek. Een particuliere ondernemer had
in 1854 aan de IJsselkade namelijk zo´n stinkende fabriek neergezet. Er waren
voortdurend klachten over de slechte kwaliteit van het gas. De fabriek
slaagde er niet in een gelijkmatige gasdruk te leveren, waardoor de
helderheid van het licht vaak te wensen overliet. Gezien de problemen met de
gasfabriek, inmiddels omschreven als “een oude en versleten boedel”, zag het
stadsbestuur in 1871 af van het verlengen van de concessie[i]. Of Hendrik Johannes
Kroeze daadwerkelijk directeur van deze fabriek is geweest, durf ik niet met
zekerheid te zeggen. Na een aantal voorzichtige experimenten met gasverlichting in de eerste
helft van de 19de eeuw, kwam de gaswinning uit kolen na 1850 in Nederland
steeds meer in gebruik. Ook Kampen bleef hierin niet achter. Van 1842
tot in 1853 was gasverlichting een van de thema’s in de raadsvergaderingen.
De prijs van de nieuwe verlichtingsmethode was echter een struikelblok en
daarom bleef de stad nog lang vasthouden aan de olieverlichting. Dat de
gemeenteraad in 1852 plotseling meer belangstelling kreeg voor gasverlichting,
had vooral te maken met de snel gestegen kosten van olieverlichting. Via een
openbare inschrijving voor het verlichten van de straten door middel van gas,
werd in 1853 uiteindelijk gekozen voor de gebroeders Le Prince uit Luik. In
Nederland werd deze firma vertegenwoordigd door de heer R.J. de Jongh,
waarmee op 10 augustus 1853 een contract werd gesloten. Er werd een
particuliere gasfabriek gebouwd bij de Koornmarktspoort
die op 16 september 1854 in bedrijf ging. Erg betrouwbaar was de nieuwe
gasverlichting niet. De helderheid van het licht liet vaak te wensen over. In
1871 besloot de gemeenteraad niet meer in zee te gaan met De Jongh en de
fabriek, het buizennet en de lantaarns te verwijderen. Buiten de Hagen liet
de stad een gemeentelijke gasfabriek bouwen, die op 1 juli 1874 in bedrijf
ging. In het boek
“A Prairie Saga” van Barend Kroeze (de zoon van Hendrik Johannes) staat een
wat ander verhaal. Dat komt in het kort hier op neer. De vader van Barend
Kroeze vader was de eigenaar van de gasfabriek in Kampen. De fabriek was
gelegen aan een gracht. De vroede vaderen hadden een besluit genomen dat de
tanks verzonken moesten worden. Iedere poging om de enorme tanks te verzinken
bewezen een mislukking te zijn door het onophoudelijk sijpelende water dat
elk beschikbaar apparaat in de war bracht. Uiteindelijk zich de nutteloosheid
van de taak realiserend, verkocht hij zijn zaak en vertrok naar Amerika om
opnieuw te beginnen en een huis te vestigen waarin hij zijn familie kon grootbrengen.De datum van het niet verlengen van de
concessie en het moment waarop Hendrik Johannes emigreerde naar Amerika
stemmen aardig overeen. In dat kader is het ook nog wel aardig even te
verwijzen naar een notariële akte. U ziet er
zitten wat verschillen in de twee versies van dit verhaal.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieruit zou
kunnen worden opgemaakt dat vrij kort na het niet verlenging van de concessie
Hendrik besloot naar Amerika te vertrekken om te proberen daar een nieuw bestaan
op te bouwen. Voor zijn vertrek legde hij bij de notaris vast wie tijdens
zijn afwezigheid zijn zaken moest waarnemen of behartigen. Het verging Hendrik
Johannes in Amerika vrij goed. Zijn zoon Barend werd uiteindelijk President
van Jamestown College. Hier valt nog een heel verhaal over te vertellen, maar
ik volsta hier met het laten zien van een foto van hem en zijn vrouw. Ik heb
inmiddels contact gehad met zijn kleinzoon Robert Harold Kroeze – 1941. Naast
de foto van Barend zie je ook nog de foto van zijn echtgenote die heel oud
geworden is en een zeer goede pianiste was. In het boek “A Prairy Saga” wordt een aardige biografie weergeven van
Barend Kroeze. Met de vertaling hiervan ben ik nog bezig, maar verder op deze
pagina wordt de vertaling voor zover deze af is getoond. Mijn vader
wist mij te vertellen dat ergens in 1956 of 1957 hij een bezoek kreeg van een
zekere professor Barend Herm Jan Johannes Kroeze
uit Amerika die op zoek was naar naamgenoten in Nederland en zodoende bij
mijn vader en mij terecht gekomen was. Ik ben inmiddels via Jamestown College (als friend
of Jamestown College; bij wijze van uitzondering
hebben ze mij toegang tot hun site gegeven) in contact gekomen met de
kleinzoon van Barend Kroeze. |
Foto
3: Barend Kroeze op Jongere leeftijd toen hij werkte op een school in Washington |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 1:
Schema dat de relatie laat zien tussen deze Amerikaanse
tak en de onze |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Enkele foto’s
over dit gebied: |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto 4:
Voorhees Chappel op Jamestown College |
|
Foto 5:
De kerk ontworpen door Barend Kroeze, die voor zijn studie
theologie ook architectuur studeerde. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto 6:
foto van het kerkorgel. |
|
Foto 7:
Kroeze Hall; een gebouw op de campus genoemd naar de
vroegere president |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Majestic – Het schip waarop Barend Kroeze in
1922 weer terugkeerde naar Amerika na een reis naar Nederland |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Barend Herm Jan
Johannes Kroeze Uit het boek: “Een prairie sage”; 1952 Memoires door: Jeannette Gray Kroeze Vertaling door: Bart Kroeze |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
COMMENTAAR
OP DE AUTEUR ·
Een College president gedurende 41 jaar; ·
een hoogleraar filosofie en psychologie; ·
afgestudeerd aan de Universiteit van Michigan; ·
postdoctoraal werk aan de Universiteit van
Michigan ·
postdoctoraal werk aan de Universiteit van
Chicago, ·
afgestudeerd aan het McGormick
Theological Seminary. ·
Zijn basis en middelbare schoolcursus was in
Grand Rapids, Michigan. ·
In 1895 leidde hij religieus werk aan de
Universiteit van Michigan, een van de eerste, zo niet de eerste directeuren
van wat de Westminster Foundation zou worden. o Hij ontving
vele onderscheidingen:D.D. degree
door Coe College, o L.L.D. door
Jamestown College, o LHD door de
Universiteit van North Dakota; ·
Citaten voor "Distinguished Services in the cause of Higher
Education" door Association of American Colleges en The General Assembly
of the Presbyterian Church U.S.A.; ·
vijf weken uitgenodigd als Amerikaans spreker in
Engeland onder de British English Speaking Union; ·
Counselor van
Yenching University, Peiping, China; ·
Statuutlid van de
commissie Kunst en Architectuu ·
geselecteerd door de faculteit van de
Universiteit van Michigan als spreker in het kader van de Union League of Chigago; ·
een Pi Kappadelta; ·
een schrijver van talloze artikelen voor
tijdschriften. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VOOROMSLAG VAN HET BOEK EEN PRAIRIE SAGA Door Barend H. Kroeze ACHTEROMSLAG VAN HET BOEK |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het septembernummer van 1951 van THE
NATIONAL GEOGRAPHIC MAGAZINE staat een prachtige beeldpresentatie van
"North Dakota komt tot zijn recht". Met
toestemming van de assistentredacteur, Leo A. Borah, wordt het volgende geciteerd. “In Jamestown is de
enige onafhankelijke universiteit in North Dakota,
een begiftigde school die landelijk bekend staat om zijn lage kosten. Hier
kan een student werken aan een bachelordiploma in Liberal Arts of aan een geregistreerd verpleegkundig
certificaat voor minder dan 700 dollar per jaar, inclusief collegegeld,
boeken, kost en inwoning. Het College is volledig geaccrediteerd. “De paniek van 1893 dwong het zijn
deuren te sluiten en een eenzaam gebouw stond tot 1909 verlaten. Dat jaar zag
Barend H. Kroeze, een jonge universiteitspresident uit de staat Washington,
het verwaarloosde gebouw en vastbesloten om het college nieuw leven in te
blazen. Hij nam ontslag en nam het voorzitterschap van de stervende school op
zich. "Toen Dr. Kroeze in 1946 met
pensioen ging als president van Jamestown, had het college elf moderne
gebouwen op zijn mooie campus en een schenking die voldoende was om de
inschrijving van studenten mogelijk te maken tegen een vergoeding voor alle
kosten die de helft waren van die van veel scholen van gelijke rang" . VOORWOORD Het was een genoegen om dit boek te
schrijven, maar ik kan niet zeggen dat ik het wenste. Het is het gevolg van
rusteloze inactiviteit na mijn pensionering. Het idee van rust, dat na jaren
van inspannende inspanning algemeen wordt bepleit, is fictief. Het is in tegenspraak
met de natuurlijke wet van geluk en overleving. Dit boek heeft me bezig
gehouden en heeft er in mijn zonsondergangsdagenveel plezier aan bijgedragen
om sommige aspecten van het verleden opnieuw te beleven. Ik heb er bewust van afgezien om op
veel details en human interestverhalen in te gaan, hoewel ik moet bekennen
dat ontelbare anekdotes en spannende incidenten de overhand hebben gekregen.
de horizon van mijn geest; velen nauw verwant aan duizenden bewonderenswaardige
jonge mannen en vrouwen die de wandelingen over de campus bevolkten en de
heilige zalen van het leren vulden in hun drukke zoektocht en voorbereiding
op nuttige dienst in deze verontruste wereld. Ze sieren nu mijn geest,
fonkelend als de sterren aan de hemel en werpen het licht van de christelijke
waarheid en idealen over het aardoppervlak. Ze zijn de immateriële zaken van
het leven en vormen een heerlijk bezit vii Ik moet echter zeggen dat een
stuwende passie om deze kans voor het beste in de Amerikaanse cultuur in het
onderwijs tot stand te brengen in een enorm onbezet gebied een zeer dwingende
kracht was in dit romantische avontuur. Deze innerlijke passie ontroerde me
diep, en als ik enige wens voor dit boek koester, is het dat het anderen kan
stimuleren tot een soortgelijke animatie bij het waarderen in ons Amerikaanse
leven van de betekenis van hoger christelijk onderwijs in de kunsten en
wetenschappen en literatuur en filosofie; want hoewel vaardigheden en
materiële winst in een overwegend mechanistische tijd voor economische
ontwikkeling belangrijk kunnen zijn, is het nog steeds waar dat kennis macht
is, de verlichting van de geest wijsheid, en ethische overwegingen en
menselijk begrip de essentie zijn van ware religie en gerechtigheid. Een
passie hiervoor is de essentiële weg naar de grootsheid en glorie van welk
volk dan ook. Toen
de wrede en afschuwelijke investering van het historische beleg van Leiden,
Nederland, in 1574 uiteindelijk uit de belegerde stad werd opgeheven, besloot
Willem de Zwijger, uit diepe dankbaarheid jegens de burgers voor de
heldhaftigheid die zij toonden in hun extreme lijden, en gedreven door de
grootmoedigheid van zijn ziel om iets voor hen te doen in hun grote nood,
bood aan om hun belastingen af te dragen, zodat ze hun verwoeste stad konden
rehabiliteren en de afbrokkelende hellingkunsten en vernietigde dijken en
verbrijzelde huizen zouden kunnen herbouwen. Het was geen gewoon incident,
naar mijn mening, dat deze heldhaftige burgers, ondanks alle verschrikkelijke
vernietiging om hen heen, antwoordden dat ze liever de uitdrukking van
zijn viii grootsheid in de bouw van een College
in hun midden voor de vooruitgang van de kunsten en wetenschappen en
literatuur en filosofie, zodat hun jeugd de klassieken en de onvergankelijke
principes van vrijheid en vrijheid zou leren waarvoor ze zo nobel en
heldhaftig vochten tegen de tirannie van de Spanjaarden onderdrukker. Ik heb dit opmerkelijke incident
geciteerd in de hoop om te laten zien hoe diep ik me voel over de onschatbare
waarden van ons Amerikaanse type hoger christelijk onderwijs dat ik in dit
boek heb geprobeerd te verdedigen. Ook om de lezer te waarschuwen voor het
gevaar hiervan af te wijken door het kwaad van het berekende
commercialiserende secularisme in het onderwijs, als we onze vrijheden willen
behouden die gebaseerd zijn op het geloof in God en de waardigheid van de
mens. Ik hoop dat de lezer zal genieten van
deze recitatie van enkele van mijn romantische ervaringen die tot stand zijn
gekomen door de betovering van mijn geloof in God en de wonderbaarlijke
liefde van goddelijke genade. Ik geloof dat God ieder mens overtuigt op manieren
die hij misschien niet altijd volledig begrijpt; Hij heeft voor elk een
blauwdruk; het is ieders plicht, wat het offer ook is, om het op een grote
manier te vervullen, hoewel het soms onmogelijk lijkt. Barend H. Kroeze ix DANKBETUIGING Ik heb vaak gewenst dat het voor mij
mogelijk was om op de een of andere adequate manier rekening te houden met de
vele genadige opmerkingen van vrienden die zo vriendelijk brieven aan mij
schreven na mijn pensionering van actieve verantwoordelijke dienst in dit
romantische avontuur in het hoger christelijk onderwijs. Daar was geen sprake
van, maar mag ik hier mijn diepe en oprechte waardering uitspreken voor de
vriendelijke woorden die zowel aan mevrouw Kroeze als aan mij zijn gericht.
Het zijn de immateriële zaken die de herinneringen aan het verleden doen
herleven; we waarderen ze mateloos. Er zijn er twee grote volumes van! Ik wil dat iedereen die dit boek
leest, weet dat ik veel dank verschuldigd ben aan Dr. L. Vernon
Caine, die de twee delen namens de schrijvers heeft
gepresenteerd. Dr. Caine is vicepresident van Macalester College, St. Paul, Minnesota; in mijn
administratie onze prdirecteur en interimpresident na mijn pensionering. Tot hem betuig ik
meer dan erkenning. Grace V. Watkins, een staflid van xi de Hamline
University, St. Paul, Minnesota, heeft mij een zeer waardevolle dienst
bewezen. Jaren geleden, toen ze student was aan ons College, stemde ze er
vriendelijk mee in om wat onderzoekswerk voor mij te doen met het oog op
mogelijk toekomstig gebruik. De resultaten van haar onderzoek bevinden zich
nu in de archieven van het College. Maar naast deze geweldige assistentie
stemde Miss Watkins ermee in om een kritische analyse van het manuscript te
maken en mee te werken aan de uiteindelijke compositie en arrangement, wat
allemaal zeer gewaardeerd werd. Eveneens wil ik persoonlijk de
recensie van het manuscript erkennen door de geachte Conrad G. Selvig, die drie termijnen lid was van het Congres van de
Verenigde Staten, de voorzitter van de University of Minnesota Northwest School of Agriculture,
en de auteur van "Een verhaal over twee valleien". Het is onnodig te zeggen dat mijn
vrienden meer dan een woord zouden willen weten over mijn geachte
getalenteerde echtgenote die zo trouw heeft meegewerkt aan het schrijven van
dit boek. Alleen superlatieven kunnen mijn diepe waardering uitdrukken voor
haar uitgebreide en waardevolle hulp en inspiratie, niet alleen bij het
schrijven van het boek, maar ook in de onschatbare rol die ze zo charmant en
gracieus heeft gespeeld tijdens de lange jaren van onze samenwerking die deze
saga mogelijk heeft gemaakt. Aan haar schrijf ik alle eer toe voor elke
waardevolle prestatie die ik in het leven heb behaald. Natuurlijk en oprecht ben ik zoveel
vriendelijke vrienden dankbaar die leken te denken dat mijn nederige diensten xii voor het hoger christelijk onderwijs
een tastbaar record waard zijn. Ik ben zo vrij om twee brieven te citeren
vanwege hun nationale betekenis en van twee organisaties die ik bijna
eerbiedig respecteer. Ze zijn afkomstig van de moderator van de Algemene
Vergadering van de Presbyterian Church
U.S.A. en de uitvoerend directeur van de Association of American Colleges. De
brieven volgen. Geachte Dr. Kroeze: Namens de hele Presbyteriaanse Kerk
in de Verenigde Staten van Amerika schrijf ik om mijn waardering uit te
spreken voor het geweldige werk dat u hebt verricht tijdens uw bijna
zevenendertigjarige termijn als president van Jamestown College. De hele
instelling staat als een monument van je werk en jezelf, en is veel
expressiever dan alles wat ik kan schrijven. Maar ik wil dat u weet hoezeer de
Kerk uw werk waardeert. Het is mijn persoonlijke gevoel dat er niets
belangrijker is voor de zaak van het protestantisme in Amerika dan het in
stand houden van het college dat in elke betekenis van het woord christelijk
is. We waren ons niet zo bewust van deze behoefte als we hadden moeten zijn.
Zonder het persoonlijke werk van zulke mannen als u, zouden we waarschijnlijk
helemaal geen dergelijke instellingen hebben gehad. Ik hoop dat als je je terugtrekt uit
de actieve leiding van Jamestown College, je meer jaren van nuttige dienst
zult hebben in de zaak die je zo na aan het hart ligt, namelijk de opleiding
van christelijke jongeren. Moge God je zegenen in alle resterende jaren van
je leven. Namens de Presbyteriaanse Kerk in de
Verenigde Staten van Amerika. William B. Lampe Moderator. De Prebyteriaanse
Kerk U.S.A. xiii Geachte dokter Kroeze, Samen met uw talloze andere
bewonderende vrienden, sluit ik mij aan bij het geven van felicitaties voor
de prachtige staat van dienst van het collegiale bestuur die u de afgelopen 37
jaar als president van Jamestown College hebt behaald. De vooruitgang van het college onder
uw voorzitterschap is gewoon fenomenaal. De prachtige fysieke vooruitgang
wordt geëvenaard door de ontwikkeling die het heeft doorgemaakt in de
scholastiek. De goedkeuring door de hoogste accreditatieinstanties
in de Verenigde Staten geeft aan dat zijn reputatie op één lijn ligt met de
beste. Het was een groot genoegen om door de
jaren heen met u samen te werken als medelid van de Association of American
Colleges. U bent zeer hartelijk en vriendelijk geweest in het geven van
aanmoedigingen sinds ik mijn huidige functie als uitvoerend directeur heb
overgenomen. Namens de andere 610 leden van de
Associatie wens ik u de groeten en beste wensen. Trouw, je vriend Guy E. Snavely Uitvoerend directeur Vereniging van Amerikaanse
Hogescholen xiv |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Barend Herm
Jan Johannes Kroeze Memoires
Door Jeannette Gray Kroeze Uit het boek: “Een prairie saga”;
1952 Hoofdstuk
I IN
EEN VREEMD LAND Het materiaal waarvan een mens
gemaakt is, heeft ontegenzeglijk zijn wortels in zijn voorgeslacht. Hij is
niet geheel en al het product van zijn rechtstreekse omstandigheden en kansen
en cultuur – hij is een belichaming van het verleden. Het voorwerp van deze
beknopte beschrijving, President Barend H. Kroeze, beweerde in zijn
onderwijskundige carrière altijd met klem dat de cultuur van de voorbije
eeuwen is verweven in de stof van onze tegenwoordige beschaving; dat we
feitelijk niet geboren zijn zonder een deel uit te maken van alle voorgaande
ontwikkelingen; dat onderwijs in zijn context, om trouw te zijn aan zijn
werkelijke plicht, rekening moet houden met het ontvouwen van de tijd, met al
zijn bijdragen van welke aard dan ook, als het trouw is aan zijn grote
roeping om het lot van de mens op aarde en het geluk van het menselijke ras
te bevorderen. Wanneer vrienden zich verwonderden over zijn krachtige
persoonlijkheid, zijn buitengewone gezondheid en geestelijke
uithoudingsvermogen en hem vroegen daarvoor een verklaring te geven, maakte
hij vaak (met pretoogjes) de opmerking: “Wel, zie je, het wordt veroorzaakt
door mijn oorspronkelijke protoplasma!” In een discussie (waarin hij zich altijd
maar al te graag begaf) zou hij laten zien hoe zijn bloemen 117 een grotere wasdom en diepere kleur
hadden dan andere, hoewel de planten van hetzelfde ras waren, omdat hij ze
aanvankelijk vertraagde, zodat ze diepe en sterke wortels zouden krijgen die
de fundering zijn voor kracht en welige bevalligheid. Al het leven is het
zelfde – Er moet iets zijn om op te bouwen. Er is deugdzaamheid in het
voorgeslacht – een mens is niet een toevallig wezen. In
overeenstemming met deze filosofie van de continuïteit van het leven, waarin
hij een diep gelover was, ondernam Dr. Kroeze een reis naar Nederland in 1922
om de oorsprong van zijn stamboom te bestuderen. Bij zijn terugkeer schreef
hij de volgende legende: “De
traditie die de laatste jaren aan ons is overgeleverd, wijst er op dat
gedurende de vervolgingen in Frankrijk onder de wrede en gewetenloze Koning
Karel IX, enkele van onze voorouders, samen met vele andere van de vervolgde
Hugenoten, naar de regio’s in het Noorden vluchtten waar vrijheid en
onafhankelijkheid bestond en waar zo zouden kunnen leven in vrede en God
zouden kunnen aanbidden, in overeenstemming met de stem van hun geweten. De
naam begon in die tijd met de letter C met het accent op de laatste
lettergreep hetgeen een Franse oorsprong impliceert. Het zelfde was het geval
voor de stad Kampen, in Nederland – het was Campen. Het lijkt er op dat rond
1650 de familie in die stad opdook. Waarschijnlijk was er een eerdere
nederzetting verder naar het zuiden in de industriële en onafhankelijke
Kantons van Friesland (noot: een
misverstand natuurlijk). In augustus 1922 deed ik een kleine studie naar de
stad Kampen en verkreeg enkele belangrijke feiten. Ik was geboren in Kampen
in de Nieuwstraat, en 118 natuurlijk had die curieuze oude stad
vele attracties voor mij. Het wordt nu één van de dode steden van de
Zuiderzee genoemd met ongeveer 25.000 inwoners en volledig omgeven door een
gracht behalve aan de voorzijde waar de rivier de IJssel stroomt. Haar oude
poorten en vroegere muren wankelen naar hun ondergang. Eén poort met vier
torens wordt de Broederpoort genoemd en is gebouwd in 1465. In de stad staat
een oude Kerk die vroeger de St. Nicholaaskerk werd
genoemd, maar sinds hij werd afgenomen van de Rooms Katholieken en het
hoofdkwartier werd van het hervormde geloof, staat hij bekend als de
Bovenkerk. Hij staat gerangschikt als de derde meest aanzienlijke gotische
kerk in Nederland. Het is een imposante structuur gebouwd in 1167. De vloer
van de kerk is letterlijk gemaakt van stenen platen waarop de namen en data
zijn gegraveerd van personen die daar zijn begraven – waarschijnlijk mensen
van enig aanzien. Veel van deze platen zijn versleten zodat de inscripties
niet gelezen kunnen worden. Van bijzonder belang voor mij was het feit dat ik
twee platen vond waarop de laatste rustplaats was geregistreerd van twee of
meer van mijn voorvaderen met onze naam. Eén was begraven op 20 oktober 1665.
De naam Kroeze was helder en duidelijk, maar de initialen waren versleten op
één letter D na. Een ander in 1690 en een ander naar het schijnt op 7 april
1815 – dat zou ook 1715 kunnen zijn aangezien het tweede cijfer onduidelijk
was. Ik ontdekte dat het eerste geregistreerde kind met de naam Kroeze
geboren werd in Kampen in het jaar 1713. De eerste datum voor onze stamboom is
daarom 18 mei 1713, toen onze voorvader werd geboren als de zoon van Arends
Kroeze en Henrick Kroeze werd genoemd. Wanneer
Arends precies werd geboren weten we 119 niet, maar hij stierf op een flink
oude leeftijd en moet ergens in 1600 geboren zijn.” In die vroegere tijd was Nederland
een vreemd land; in het noorden eeuwig onderwerp van de nukken en
verwoestingen van de zee. Het zuidelijke gedeelte bij de Rijn, de Maas en de
Schelde, terwijl anders in karakter en hoger land, was onderwerp van onophoudelijke
oorlogvoering door de boosaardige ransen en bloeddorstige Spanjaarden, maar
in weerwil daarvan gedijden de inwoners en werden welvarend. Geen bloediger
verhaal werd ooit vastgelegd dan de eindeloze strijd van de heldhaftige,
moedige en doorzettende Hollanders tegen de tirannen van Spanje en Frankrijk
om vast te houden aan hun liefde voor vrijheid en hun hartstocht voor onafhankelijkheid.
Onder de wreedheid van de hertog van Alva en het woedend makende fanatisme
van Philips II heeft de historicus Thomas Grattan
het volgende te zeggen. – “Geschiedenis biedt geen voorbeeld van
vergelijkbare gruwelen; want waar groepswraak op andere momenten heeft geleid
tot scènes van woede en terreur, rezen ze, in dit geval, tot de gemeenste
begerigheid en de meest koelbloedige wreedheid, waarvan we zouden denken dat
ze het menselijk ras vreemd zouden zijn. Niet alleen de soldaten en het gewone
volk werden afgeslacht, maar ook onder de meest welvarende burgers werd met
ongelooflijke wreedheid een dagelijkse slachting aangericht, met als doel
voor ogen de totale uitroeiing van het Nederlandse ras. Geen volk in Europa
kreeg meer te verdragen; maar in weerwil van deze onophoudelijke inbreuk op
hun 120 vrede, was er geen volk vlijtiger en
voorspoediger, terwijl ze hun gereedgemaakte koopwaar naar de verste
uithoeken van de aarde stuurden. Engeland stuurde haar wol naar hen om
omgezet te worden in prachtige stoffen voor de adel. Naties van ver en nabij
stuurden hen hun materialen om er kostbare juwelen en huishoudelijke meubelen
en artikelen door het vernuft en de
bekwaamheid van de Nederlandse handwerkslieden. Zij vormden het strijdtoneel
voor het streven van alle volkeren voor de hoge principes van onafhankelijkheid
en vrijheid, religieus, sociaal, economisch en politiek. De onderdrukten van
alle landen keken naar de lage landen voor bijstand, aanmoediging en
gastvrijheid in hun strijd voor vrijheid en individuele rechten. We moeten
ons herinneren dat het vanuit de havens van dit kleine land van
onafhankelijkheid was, dat veel van de vroegste kolonisten van Amerika zeil
zetten, ontvlucht naar zijn gastvrije havens om aan boord te gaan naar de
nieuwe wereld waar Locke’s soevereine rechten van
het volk bestemd waren om gegrondvest te worden, in weerwil van vergelijkbare
conflicten met verdorven heersers, de grootste Replubiek
op aarde.
Het was in dit minuscule land van intellectuele en religieuze
vrijheid, met zijn ontelbare grachten, moerassige velden, vreemde architectonische
schoonheid, verrukkelijke prachtige bloemen, dat mijn echtgenoot werd geboren
op 8 december 1868, in de stad Kampen, dicht bij de grote uitgestrektheid van
de Zuiderzee. Hij was de derde jongen in een gezin van vijf. Zeker geen
idyllische omgeving. Ik zou nogal prozaïsch willen zeggen, met de onbuigzame
werkelijkheden van het leven in al zijn ernst altijd vooraan en veel 121 avontuurlijkheid inspe.
De vroegste herinnering die hij had is illustratief voor dit soort van leven.
Ik citeer het in zijn eigen woordgebruik dat hij vaak vermeldde: “De
intuïtie, als ik het zo mag noemen, maar waarschijnlijk meer een trekje van
een geërfd karakter, want de avontuurlijkheid in het leven manifesteerde zich
als een ingewortelde inslag van mij. Mijn vroegste herinnering op deze alledaagse
wereldbol was van deze aard en ook nog een schokkende ervaring, die mijn
leven daar en op dat moment had kunnen beëindigen. Ik was net twee jaar oud,
Moeder en ik bezochten grootmoeder die woonde aan één van de talrijke
grachten van de stad, die de kanalen waren van handel en handelsverkeer in
Nederland. Grootmoeders huis stond dicht bij dat van ons in de stad Kampen,
een culturele stad and handelsmarkt aan de rivier
de IJssel. Ik slaagde erin te ontsnappen aan de altijd waakzame ogen van mijn
moeder, zoals kinderen een gewoonte hebben om te doen, en geraakte buiten in
de achtertuin waar ik werd aangetrokken door enkele prachtige zwanen die
gracieus in de gracht zwommen aan het einde van de tuin. Angst speelde
klaarblijkelijk geen rol in deze gebeurtenis. Het was de schoonheid en
bevallige elegantie van de witte zwanen die me in bewondering en eerbied
hield. Instinctief haastte ik me om mij bij hen te voegen aan de oever van de
gracht om één van hen te zijn rond cirkelend op het rimpelloze water! Ik
gleed gemakkelijk van de oever in het water! Gelukkig rende op dat moment
mijn moeder uit het huis en greep me mij mijn kleine benen en sleurde me in
veiligheid! Ik denk dat ik van die onderdompeling moet hebben genoten, omdat
ik altijd in mijn leven nadien van water gehouden heb. De oceaan overstekend,
of zeilend op het meer, of roeiend op de rivier vorm- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
122 den het hoogtepunt van weergaloos
geluk en plezier, en nooit een onbehaaglijk gevoel noch een slechte afloop. De
vraag reist of dit incident een voorteken was? Op de een of andere manier
komt het me voor dat dit het geval moet zijn geweest, want het onmogelijke
wagend, en de vasthoudendheid en stoutmoedige geest als karaktereigenschappen
zijn bij hem altijd in het oog vallend geweest. Als de jaren voortrollen,
maakten het doel om te presteren, de moed om gevaren onder ogen te zien, onverschrokkenheid
in de aanwezigheid van noodsituaties, de vastberadenheid om niet op te geven
en te zegevieren bij een klaarblijkelijke nederlaag, kwaliteiten van hart en
geest die geen twijfel duldden. Het is interessant om aandacht te schenken
aan zijn houding over dit vroege voorval dat hem zijn leven had kunnen
kosten. Veel van zijn vrienden beweerden met klem dat dit geen authentieke herinnering
aan een ervaring zo vroeg in zijn leven kon zijn, maar dat het louter een
indruk is verworven door veelvuldige herhalingen in zijn aanwezigheid door
een liefhebbende moeder en de angst die het haar gaf, maar een dergelijke
manier van redeneren schonk hem geen voldoening. “Ik ben er van overtuigd”,
zou hij zeggen, “dat het een kwestie van geheugen en ondervinding. Wanneer in
de geschiedenis van het leven slaat het uur waarop het geheugen zich doet
gelden en registreert het, als met onuitwisbare inkt, feiten en schrikwekkende
ervaringen op het schrijfblok van geest en hart? Zonder twijfel bij sommige
mensen eerder dan bij anderen met kracht en aanleg. Het geheugen wordt
gecreëerd bij de geboorte en gebakerd in de ziel gelijktijdig met de
intellectuele groei van de geest. Walter Scott ging zich niet te buiten aan
hersenschimmen toen hij zijn ervaringen in Bath op een leeftijd van minder
dan drie jaar vastlegde en de levendige indrukken 123 die hij had van het uitstapje van
huis voor zijn gezondheid. Nee, in het geheel niet. Voorvallen zoals deze,
geloof ik, weven om zich heen in bewustzijn een atmosfeer en gevoelens die
nooit kunnen worden vergeten en vormen een intiem onderdeel van het leven
zelf en kunnen niet opzij gezet worden als louter herinnering aan herhaalde
opsommingen van vrienden en participanten in latere jaren. Geheugen is voor
mij eeuwig, onverwoestbaar en kan nooit vernietigd worden – het fundament van
de ziel. Het begint met de geboorte en heeft geen einde.” Kort na dit avontuur vond een ander
voorval plaats waarbij het geluk de familie toelachte. Het kwam in de vorm
van nieuws van opperste importantie voor hen allen en waarvoor hij nooit
ophield dankbaar te zijn – Nederland te verlaten en te verhuizen naar de
Verenigde Staten van Amerika als vaste verblijfplaats. Het schijnt dat zijn vader een jaar
eerder naar Amerika was vertrokken om een zakelijke onderneming te vestigen
in Grand Rapids, Michigan. Als hij succesvol zou zijn dan zou hij een huis
bouwen. Hij bouwde een huis aan South Lagrave
Street, en nu dit klaar was en gemeubileerd, liet hij de familie overkomen om
zich met hem te verenigen in het nieuwe land van belofte en vrijheid – een wonderbaarlijke
en met vreugde en succes beladen verandering. Zijn vader was de eigenaar van
de gasfabriek in Kampen. De fabriek was gelegen aan een gracht. De vroede
vaderen hadden een besluit genomen dat de tanks verzonken moesten worden.
Iedere poging om de enorme tanks te verzinken bewezen een mislukking te zijn
door het onophoudelijk sijpelende water dat elk beschikbaar apparaat in de
war bracht. Uiteindelijk zich de nutteloosheid van de taak realiserend, 124 verkocht hij zijn zaak en vertrok
naar Amerika om opnieuw te beginnen en een huis te vestigen waarin hij zijn
familie kon grootbrengen. Hij was een vriendelijke, bedachtzame en competente
man, niet genegen om een volksverhuizing met zijn hele familie te riskeren
voordat er een huis voor hen gebouwd zou zijn. Dat was een gewaagde zet van
zijn kant – gebaseerd op tegenspoed. Maar zoals zijn oom hem in 1922 in
Kampen vertelde – “Je vaders tegenspoed was jouw geluk!” In deze dagen van
gemakkelijke en snelle reizen kunnen we nauwelijks begrijpen hoe de moeder
met drie kinderen die reis in het duister kon maken. Het vergde zeker enige
heldhaftigheid om het te doen. Waarschijnlijk werd ze opgemonterd door de
grootse verwachting om haar echtgenoot weer te ontmoeten en dat in een land
dat in die tijd zo wijd en zijd werd aangekondigd als het fantastische land
van mogelijkheden en vrijheid en voorspoed. Ook waren er, zonder twijfel,
enthousiaste brieven van de bezorgde vader, die deze kleine groep er volledig
op voorbereidden om elk gevaar of ontbering onder ogen te zien om de begeerde
veilige haven van vrede en hereniging te bereiken. De knaap uit onze biografie
zei – “Ik herinner me delen van die tocht behoorlijk helder. Het was geen
geheel probleemloze reis, en we hadden veel moeilijke omstandigheden bij onze
aankomst in New York. Ik herinner me in het bijzonder hoe mijn vader me in
zijn armen nam bij het depot en me stevig omhelsde met een vreugde op zijn
gezicht van overweldigende verrukking. Hij uitte woorden van dankzegging dat
we weer allemaal samen waren in een land waarvan hij blij was het als tweede
vaderland te hebben voor zijn grootsheid en vrijheid. Het was een waarachtige
thuiskomst na een lange en beangstigende afwezigheid van elkaar. Het
vooruitzicht leek zeer gunstig voor ons allen.” 125 Hoofdstuk
II JONGENSDAGEN Grand
Rapids, Michigan, was een westelijke zich snel ontwikkelende stad in die
dagen en als een enorme volwassen jongen in korte broek erg onbeholpen, met
maar weinig van de verzorgde aspecten van ontwikkelde steden. Het was een
typische westelijke stad op de beschavingsgrens, een fabrieks- en
houtcentrum, een opkomende meubelmarkt, rumoerig en vrij met al de verdorvenheden
en zonden van houthakkersge-meenschappen.
Waarschijnlijk de grootste meubelmakende fabrieken
in Amerika waren toen snel aan het bouwen en lieten de mooiste en kostbaarste
meubelen op het westelijk haflrond de deur uitgaan.
Zulke fabrieken als De Phoenix en New England en anderen lieten al verfijnd
meubilair in walnoot, berkenhout, vogel-oog esdoorn, notenhout en mahonie de
deur uitgaan, en verscheepten het zelfde naar verschillende delen van de
wereld. Deze fabrieken gaven werk aan duizenden arbeiders, handwerkslieden,
en minder geschoolde mensen. Er waren eveneens grote houtzagerijen die de
Grand River begrensden. Twee enorme kanalen flankeerden de oostelijke en
westelijke oevers van de rivier, gebouwd hoog boven de rivier zelf, gevoed
door een grote dam stroomopwaarts en ontworpen om overvloedig water te
verschaffen aan de houtzagerijen en fabrieken. Op zomerse 126 dagen stelden jongens zich op langs
de kanalen om de houthakkers de drijvende boomstammen naar de diverse
houtzagerijen te zien manoeuvreren. Het was een prachtige sport om naar de
houthakkers te kijken, maar veel van de meer wagende jongens staken een
handje uit bij het laten ronddraaien van de boomstammen en daagden elkaar uit
om ze zo snel te laten ronddraaien dat ze met een vaartje het water in
vlogen. Het was een spel van geluk en bekwaamheid. Het werd meer dan een
sport. Ze gokten op wie het langst op de rondtollende boomstammen zou dansen.
Deze grote houtzagerijen voorzagen de hele stad van houtblokken om de huizen
mee te verwarmen en de keukenfornuizen te voorzien. Jongens verdienden
zakgeld door van huis tot huis te gaan met zaag en zaagbok om de blokken in
kleine stukken te zagen. Zoals
de meeste grenssteden, waren ook de straten begrensd met bars en gokhuizen en
plaatsen van zedeloosheid. Niet het minste tijdverdrijf voor de jongens
bestond uit het bekijken van werklieden, na hun dag werk, over de straat
wankelend en hulpeloos liggend in de goten. Het leven was vrij en als er al
politieagenten waren om te waken tegen ordeloosheid, dan waren ze in het oog
lopend door hun afwezigheid. Meevoelende omstanders zetten zo nu en dan de
met rum doordrenkte slachtoffers op hun voeten en loodsten ze naar hun somber
stemmende huizen. In zijn latere leven verhaalde de jongen uit dit verhaal
uitvoerig over deze aanblikken en zei – “Ik herinner me hoe zulke taferelen
diepe gevoelens van afschuw aanwakkerden in mijn jeugdige geest. Een man die
enkele deuren van ons huis woonde in Lafayette Street, waar mijn vader een
nieuw en grote huis had gebouwd, passeerde zelden ons huis vrij van de
effecten van vergiftigende drank. Hij was een schilder en goed in zijn vak
als hij nuchter was. 127 Hij had een prachtig klein hondje dat
zijn loyale metgezel was en dat hem vaak naar huis leidde wanneer zijn
wankelende stappen het lieten afweten. Dit kleine witte hondje was een echte
gids en ik speelde vaak met hem. Hij was buitengewoon toegewijd en gehecht
aan zijn meester alsof hij voelde dat hij verantwoordelijk was voor zijn veiligheid.
Sommige honden zijn zo. Deze was in het bijzonder zo. U kunt zich dan ook
mijn afschuw voorstellen toen op een keer laat in de middag ik op het voorhek leunde en ik deze man zag aankomen met zijn
waggelende passen, zo nu en dan op de grond vallend of zich overeind houdend
tegen een boom, doordrenkt met alcohol and verblind
in dronkenschap. Iemand had een hondenriem gebonden aan de halsband van de
kleine hond en die vastgemaakt aan zijn lichaam vermoedelijk in de hoop dat
de trouwe hond hem naar huis zou brengen naar zijn weerloze vrouw. Maar wat
me met afschuw vervulde was de aanblik van de hond. Hij was bedekt met bloed
met zijn keel doorgesneden. Een rode halsdoek / zakdoek was om zijn nek
gebonden. Maar in weerwil van deze waanzinnige wrede verdorven stoot in zijn
delirium de trouwe kleine hond probeerde hem terug naar zijn huis te leiden.
Telkens weer viel de kleine hond in zijn verzwakte conditie op straat. Ik was
veel te bang om het hek te openen en hem verder te helpen terwijl de man
langzaam er in slaagde te passeren uit angst dat hij zijn mes tegen mij zou gebruiken.
Zulke scènes laten vreselijke indrukken na op jeugdige geesten. We spreken
vaak over de invloed van de omgeving, of het kwaad zoals dit indrukken voor
of tegen registreert op de schrijfblokken van geest en hart van onze
jongeren. Vanuit mijn observatie zijn zulke zonden slecht voor de zeden van
onze jongeren. De omgeving is een 128 Belangrijke factor in de opvoeding.
De krachten van onze omgeving beïnvloeden het hart en de geest met nauwelijks
waarneembare maar eisende kracht, geven voorkomen en kleur aan onze
denkwereld en moeten, daarom, in ons leven; op termijn het karakter van de
mens en de beschaving vaststellen. Pochen zoals we doen over het genoegen van
sociaal drinken en gezelligheid, de grens tussen dat en de geestelijke
instorting in zwaar drinken kan niet worden vastgesteld. Geen enkele
dronkaard stelt zich opzettelijk ten doel om er een te worden – hij wordt
het. Drank is een kwaad in de maatschappij waarvan de weg onheil en ondergang
is voor de mensheid.” Er
waren, natuurlijk, krachten zowel ten goede als ten kwade in mijn woonplaats.
Eén ervan was de Y.M.C.A. in die tijd
gevestigd op de tweede verdieping van een winkelpand aan de Monroe Street,
één van de winkelstaten van de stad. De secretaris, een heer gevorderd in
leeftijd, dhr. Rowland genaamd, was een
onvermoeibaar werker en hield ervan om de nooddruftigen
te helpen en om zowel jongens als mannen te inspireren om nobele en oprechte
levens te leiden. Elke avond kon hij gezien worden, wanneer de arbeiders in
een rij uit de houtzagerijen en fabrieken afmarcheerden, aan hen religieuze
traktaatjes en uitnodigingen uitdelend om naar de studiezalen en de
evangeliebijeenkomsten te komen. De YMCA. was een plaats waar een groep gelijkgetemde jongens graag kwamen en het werd een
toonaangevende invloed in hun levens. Mijn echtgenoot was één van hen en
enkele interessante verhalen zijn vastgelegd. Hier is er één van: “Toen ik
een highschool student was sloot ik me aan bij de Yokefellows
Band van the Y en hield bijeenkomsten op aanwijzing van dhr. Rowland. Deze vonden gewoonlijk plaats op zondagmiddag in
het Union Spoorwegstation 129 waar honderden arbeiders warmte en
een gastvrije omgeving vonden en luisterden naar eenvoudige liederen en
verhalen over Gods verlossende liefde en genade. Ze begonnen me de
jongensprediker te noemen, hoewel het idee om er een te worden zeker ver van
mijn gedachten stond. Ik heb er nu geen twijfel over dat deze eenvoudige
inspanningen en contacten een krachtige stimulans vormden. Mijn vader was een
zeer gelovig man en bestuurde zijn huis op basis van waarachtige
verantwoordelijkheid voor religieuze
scholing. Het maakte niet uit hoe jong we waren mijn vader hield ons allen zo
veel mogelijk thuis en van de straat. Op zondagmiddagen was hij gewoonlijk
het middelpunt van onze aandacht. Hij vertelde ons dan verhalen van eigen
verzinsel en op een interessant of cruciaal punt in het verhaal stopte hij
dan en zei hij, ‘We zullen dit komende zondag vervolgen’. Dan las hij ons voor uit de Bijbel en eindigde
de dag met een familiefeestmaal. Dit was echter niet alles op een zondag.
Elke zondag, het maakte niet uit hoe oud we waren, zag je ons in de kerk en
op de zondagschool – de hele familie samen. Toen ik opgroeide en betrokken
raakte bij de Y.M.CA. Stationsbijeenkomsten, daarna
liederen zong bij een informele Yokefellow’s
bijeenkomst, de Christelijke Inspanningsbijeenkomst van de Gereformeerde Kerk
en de avonddienst bijwoonde, maakte ik wel eens de schertsende opmerking –
‘Het was een dag van religieuze losbandigheid’ . Of dit wel of niet het geval
was het staat zeker in schril contrast met het continentale gebruik van de
zondagen nu met commerciële basketbalwedstrijden, plezierrites met de auto,
de bioscoop, golf op de greens en wat niet meer. Waar vinden we de deugd in
de moderne opvatting waar de familiekring 130 en kerk zijn gedegradeerd naar een
ondergeschikte plaats en een overvloed aan sporten het toneel domineert? Ik beweer
met klem dat de hedendaagse jeugdcriminaliteit direct geassocieerd is met het
verval van de familiekring als het centrum van belang waar de ouders de
werkelijke en waarachtige metgezellen zijn van de kinderen. Ik vraag me vaak
af wat de uitkomst van onze beschaving kan zijn, waar de ouders zo
onverschillig spreken over hun verantwoordelijkheden en met vreugde
verheerlijken wat zij halen uit hun verschillende pleziertjes en activiteiten
op de Sabbat dagen, daarbij inbegrepen de zogenaamde sociale verplichtingen
als cocktail parties. Ik ben uitgesproken tegen
inmenging van Staat en Gemeente in privé familieaangelegenheden, maar ik neig
nog altijd naar de mening dat jeugdcriminaliteit, nu zo verschrikkelijk snel
om zich heen grijpend in ons Amerikaanse leven, niet zal worden opgelost
totdat – hoewel het ook inbreuk mag maken op de onschendbaarheid van de
woning – strenge ouderlijke aansprakelijkheid tot wet is gemaakt. Wanneer
ouders zouden worden gearresteerd als zou worden vastgesteld dat zij de jeugd
die betrapt is bij kwaad en misdaad hebben verwaarloosd. En wanneer zij – in
plaats van dat de samenleving opdraait voor de kosten – verplicht worden tot
het betalen van boetes, dan zou er ongetwijfeld een grote daling in
jeugdcriminaliteit optreden. Er is een schandelijk ouderlijk plichtsverzuim
en er wordt niets aan gedaan. De kostbare herinnering die ik graag koester
aan mijn vroege keven in de familiekring is de intense en bestendige
belangstelling van mijn ouders in mij, wat zij voor mij deden, de idealen die
zij zo geduldig en grondig inprentten. Ik ben er van overtuigd dat wanneer
zulk leven in de familiekring universeel zou zijn, dit bevorderlijk zou zijn
voor ons geweldige land en de wereld en dat de meeste van de verontrustende
problemen van de wereld zouden worden opgelost.” Toen hij een opgroeiende jongen was
moet zijn voorliefde voor het buitenleven 131 en de natuur een diepe passie zijn
geweest. Het moet zich al vroeg geopenbaard hebben zoals kan worden gezien in
een interessant verhaal dat hij nauwkeurig beschreef in een brief aan zijn
kleinzoon kort nadat hij met pensioen ging van zijn actieve universiteitsdienst.
Hoewel het lang is schep ik er genoegen in het volledig te citeren, om zijn
onthullende karakter en menselijk belang. 7 juni 1949 Mijn lieve kleinzoon Robert. Vandaag is je verjaardag Ik stuur je
mijn gelukwensen met de beste wensen voor nog vele goede jaren. Terwijl ik je
mijn gelukwensen stuur, voel ik me verplicht om je een verhaal te vertellen,
een zeer eenvoudig, maar waar gebeurd verhaal, waarvan ik hoop dat je er iets
van waarde in zult vinden en een aanmoediging om veel in de buitenlucht e
leven, waar je de natuur in al zijn schoonheid zult vinden en klaar om je
gezondheid en kracht en verheven gedachten te schenken. Hier is het verhaal. DE BROEK Deze torenhoge bomen zijn hemels harpen En door deze grote dennentakken Ademen de vier winden een symfonie Van goddelijke harmonieën Elke boom een toren, elk bosje een altaar De bossen een enorme tempel En God is altijd hier aanwezig – Niet iets uit het verleden GRANT UTLEY Het was een prachtige maanverlichte
nacht vele jarn geleden. Zijn 132 Wekker sloeg het vroege uur van twee.
Behren (voor Barend) een jonge knaap verhief zich haastig
uit zijn slaap, geeuwde en wreef zijn slaperige ogen. Hij kleedde zich
haastig, maar niet helemaal zo snel als voorheen wanneer de zondagmorgen hem
begroette en hij zich voorbereidde op de gebeurtenissen van het resterende
deel van de vroege morgen, want hij trok voor de eerste keer een nieuw
donkerblauw pak aan, waar hij naar verlangd had en waarvan het kopen ervan
door zijn vader en moeder hem zo buitengewoon opgewonden had. Zie je – sinds
de tijd dat hij een kleine baby was, had zijn toegewijde moeder al zijn kleren voor hem gemaakt om
zijn kleine en groeiende lichaam te bedekken, net zoals zij had gedaan voor
de andere kinderen. Zijn klerenwaar nooit nieuw. Ze werden voor hem gemaakt
door de bekwame en geoefende vingers van zijn moeder uit de kleren die waren
opgegeven door zijn twee oudere broers of waar ze waren uitgegroeid. Nu voor
het eerst had hij zijn eigen pak, nieuw en gekocht in de winkel door zijn
ouders. Hoe trots was hij! Dit pak was helemaal van hem! Niet langer hoefde
hij opgegeven kleren te hebben met kniebroeken. Dit pak had een lange broek
die helemaal tot zijn enkels reikte. Wat een verandering! Hij kon nu zijn
kleine buik opzetten en zijn vrienden tonen hoe groot hij was en trots als
een man. Deze morgen was daarom de grote ochtend van zijn dromen. Dus duurde
het een beetje langer om zich aan te kleden en het was ook ongehoorzaam ten
opzichte van zijn moeders bevelen. Zij had hem gewaarschuwd het nieuwe pak
niet aan te trekken tot nadat hij en zijn vriend Fred terug zouden komen.
Maar hoe kan hij de verleiding weerstaan om zichzelf helemaal gekleed in een
prachtig nieuw pak met lange broek te zien en eindelijk Fred te tonen hoe hij
133 Zijn kleding kon evenaren. Fred was
een jaar ouder en droeg al een tijdje een lange broek. De
hele zomer stond hij ’s zondag ochtends al op dat vroege uur op om een
wandeling te maken et zijn vriend, een schoolkameraad. Ze zwierven door de
bossen en heuvels die de stad Grand Rapids omringden, elke zondagmorgen
voordat de slaperige stad ontwaakte en ze keerden terug naar huis wanneer de
kerkklokken galmden om de mensen tot de eredienst te roepen. Zij hadden een
eredienst buiten in de natuur en dronken de ziel aangrijpende schoonheid om
hen heen in; hoorden Gods stem in de roep van de vogels en zagen zijn
glimlachende gezicht in de kristallen flikkering van het meer en hen een
teken gevend vanuit de blauwste zomerhemel. Dus hij pakte zijn wild west
pistool, dat in die tijd een “ruiterpistool” werd genoemd, met alle zes
cilinders gevuld met kogels. En schoof het tussen zijn blouse en broek. Hij
trok zijn pet over zijn hoofd en ging langzaam en zachtjes op zijn tenen de
trap af om de anderen in het huisgezin niet te wekken. Hij trok aan het
touwtje verbonden met de bel bij het huis van Fred en de twee gingen op weg
voor een heerlijke wandeling. Deze
keer was het eerst Penny’s Hill waar zij in de winter langs de lange beboste
heuvel een paar mijl omlaag gleden op hun sledes. De beboste heuvel was
gebaad in glorie in het maanlicht schaduwen werpend van de bomen in telkens
veranderende vorm langs hun pad. Zo nu en dan schreeuwden ze alleen maar om
hun stemmen te horen in weerklinkende echo’s en met vreugde te luisteren naar
denkbeeldige voorwerpen verbeeldingsvol gevormd alleen maar voor het plezier.
Maar deze bossen waren in de stad en grotendeels beroofd van leven met 134 uitzondering van een paar vogel. Dus
haastten ze zich om de stad te doorkruisen naar het noordwesten waar de echte
bossen waren, wemelend van interessant leven en met valleien en heuvels en
incidenteel een ravijn. De stad was gehuld in lichte bewolking, maar de maan
stond hoog en hield een nachtwake met een vriendelijk gezicht over de
slapende bevolking. Nu en dan blafte er een hond en die rende weg rond een
huis grommend terwijl hij dat deed, zich waarschijnlijk afvragend waarom
iemand de stilte van de nacht zou willen verstoren op dit akelige uur. Was
hij geen waakhond om de kalmte ’s nachts te bewaren? Behren
en Fred gooiden geen stenen uit angst zaken erger te maken en gingen huns
weegs zo snel als mogelijk. Zij ontmoetten een vriendelijke politieagent die
zij al vaak hadden ontmoet tijdens hun ochtendwandelingen. Ze kletsten een
paar minuten met hem, zoals zij vaak hadden gedaan. Ze vertelden hem waar ze
die ochtend naar toe gingen en hij wenste ze een goede tijd en veel geluk.
Hij wist alles over het ruiterpistool, want enige tijd eerder hadden ze het
hem laten zien en uitgelegd waarom ze het bij zich hadden – voornamelijk om
wangzakeekhoorns en eekhoorns en konijnen in het bos te schieten. De
verschillende politieagenten die ze hadden ontmoet waren opgewekte kerels en
vertelden hen verhalen over hoe ze jongens betrapten bij kattenkwaad en hoe
ze mannen en vrouwen naar hun huizen begeleidden vanuit clubs en bars, stom
dronken van bedwelmende alcohol in de vroege uurtjes waarop ze in bed zouden
moeten zijn. Ze zeiden de jongens gewoonlijk om stil te zijn en de rust van
de stad niet te verstoren. Dus begaven de twee zich verder in stilte door de
kalme donkere straten naar de 135 Zoom van de stad in het noordwesten
voor hun echte sport die ochtend. Net
toen ze op het punt stonden om door hun hek te kruipen om het bos in te gaan
riep een vreemde politieagent ze aan, een politieagent die ze nog niet eerder
hadden ontmoet. “He
daar, stop” schreeuwde hij, “Wat doen jullie jongens buiten op deze tijd van
de nacht?” “We
maken een wandeling voor onze gezondheid,” zei Fred. “O
ja, vertel dat maar aan je grootmoeder,” zei de agent lachend. “Maar
het is waar,” antwoordden ze beiden. “Moeten
jullie een pistool bij je dragen tijdens een wandeling voor je gezondheid?”
kwam de repliek. “Kom
op, jullie kunnen me beter dat pistool geven en met me mee gaan naar het
bureau.” Behren gaf hem het pistool en de politieagent zei – “Oh,
dat is een ouderwets ruiterpistool. Hoe kom je eraan?” “Het
is van mijn broer. Hij giet de kogels ervoor, zodat we kunnen schieten op
eekhoorns en konijnen in de bossen tijdens onze zondagochtend wandelingen,”
antwoordde Behren. Toen sprak Fred – “Echt waar we doen
niets slechts. Die politieagent op de hoek bij Jones kent ons en we hebben
net met hem staan praten.” De
politieagent gaf als weerwoord – “Goede jongens liggen in bed op dit uur, en
ik ben net op zoek naar twee jongens die hier de afgelopen twee nachten op
rooftocht zijn geweest. En daarnaast,
een jongen die alleen maar buiten is voor een wandeling zou niet zo’n mooi
nieuw blauw pak dragen.” 136 Terwijl hij sprak wees hij naar Behren en vervolgde- “Kom
met me mee en we zullen zien wat de patrouille op de hoek van Jones’ te
vertellen heeft.” Met
die opmerking begeleidde hij de twee jongens die niet op hun gemak waren naar
de politieman op de hoek van Jones’. Dit nam kostbare tijd in beslag en de
jongens protesteerden, maar zonder nut. “zeg
James,” zei Mike, de vreemde politieagent, “hier zijn twee jongens die ik
betrapt heb door een hek sluipend het bos in en ik vond dit ruiterpistool op
één van hen. Je weet dat we klachten hebben gehad van opschudding in mijn
wijk de afgelopen twee nachten en ik vermoed dat ik de verdachten heb
betrapt.” Deze
boosaardige woorden kwetsten het gevoel van deze twee onschuldige jongens
zeer, zij hadden niets schadelijks of verkeerds gedaan. Om verdachten genoemd
te worden voelden zij zich in een klasse gezet waarvan zij hadden geleerd die
te vermijden. Zij hadden thuis geleerd om fatsoenlijk te blijven en uit de
handen van de wet. Ze vonden het vreselijk dat deze politieagent zulke taal
gebruikte. De
politieagent vervolgde – “Waarom zouden zee en pistool bij zich hebben?
Waarom buiten op deze tijd van de nacht? Waarom zou deze een nieuw pak dragen
op dit uur behalve om het als vermomming te gebruiken of omdat hij de hele
nacht op is geweest in een of ander kattenkwaad? Ze zeggen dat ze buiten zijn
voor een wandeling voor hun gezondheid! Wie heeft ooit gehoord van mensen die
buiten zijn in de vochtige dauwige ochtend
wandelend voor hun gezondheid? Het klinkt mij allemaal als onzin. Er moet een
of ander heimelijk motief zijn. Wat zeg jij ervan James?” 137 James
had geen word gesproken. Toen hij Mike zag aankomen, met de twee jongens
vermoedde hij dat Mike een heel verhaal te vertellen zou hebben. Dus hij
grinnikte enkel en zei – “Wel
Mike, je kunt de jongens beter laten gaan en hun ochtend wandeling niet
verpesten. Ze zijn op deze manier buiten elke zondagochtend vroeg terwijl de
stad in diepe slaap is, en ze zijn echt buiten voor hun gezondheid.” “Gezondheid”
schreeuwde Mike, “Glorie, wie heeft ooit gedroomd van gezondheid in de
maneschijn? Rustig slapen in bed is goed voor hun gezondheid.” “Wat
zeggen jullie jongens daarop?” vroeg agent James. Toen
sprak Behren iets op deze manier – “Here, God toont
glorie in het maanlicht net zoals in het zonlicht. Onze zondagschool leraar
zei, ‘God in mijn ziel gij dierbare verlosser; het is geen nacht wanneer gij
bij mij bent.’ Wanneer de maan ondergaat in het westen zendt hij vaarwel
groeten aan de stille aarde in een grootse glimlach die strepen maakt in de
enorme hemel met reinigende stralen van zilverwit licht in glorierijke
waardering als hij hemel en aarde overstroomt met zijn omvangrijke glorie van
schoonheid en liefde. We kijken graag naar dit vertrek van de maan nadat hij
de wolken in de hemel geschilderd heeft in tinten van schitterende kleuring,
en dan de zon te zien komen boven de oostelijke horizon zijn triomfwagen van
paarden rijdend om de verkeersweg van de hemel over te steken en vreugde en
troost brengend aan de mensheid. De vogels worden wakker en beginnen vol energie
te ritselen en zingen voor ons krachtig hun kelen splijtend met hun lied,
waarschijnlijk dankbaar aan de stervende maan 138 voor zijn waakzame zorg gedurende de
nacht en gelukkig om de stralende zon te opnieuw te zien uitbarsten. De
konijnen beginnen te spelen en grappen te maken; de eekhoorns tjirpen en
reppen zich naar hun ontbijt van hazelnoten en spelen verstoppertje rondom de
bomen. De wangzakratten zitten op hun hurken en kijken zo helder en wijs
alsof ze zeggen, ‘Ik zie je, maar je kunt me niet pakken!’ We wandelen graag
door de diepe ravijnen en horen de echo’s van onze stemmen in de diepte van
het bos. Onze leraar heeft ons verteld dat we fossielen konden vinden in die
ravijnen van een vroeg tijdperk toen grote gletsjers, echte stromen van vast
ijs, door de bergen ploegden en de fossielen van de Lorentian
Rocks van Canada met zich meebrachten hier naar toe. Hij vertelde ons dat deze
gletsjers deze grote heuvels hadden gevormd en dat ze de laatste opeenhoping
van gletsjerpuin worden genoemd. Als de hele natuur wakker wordt uit de slaap
van de nacht met het opkomen van de zon, wat voor kwaad steekt er dan in dat
wij jongens ook wakker worden en de bossen in gaan om de zoetste melodieën
van de aarde en hemel in harmonie met de schoonheid en het ritme van onze
zielen te horen? Dit is zondagmorgen en terwijl zo veel mensen vroeg naar de
kerk gaan en een godsdienstoefening houden in een bedompte atmosfeer, houden
wij ervan om te zitten en te wandelen en te bidden in de grootste van alle
kerken onder de torenhoge gewelven van de bomen niet gemaakt door de hand van
de mens, maar door de kracht en adem van God.” Toen
Behren eindigde met ontroering zei politieagent
James – “Deze
jongens, Mike, zijn hier iedere zondagmorgen buiten en zien meer van God en
zijn goedheid dan wij. Wij zoeken naar dieven en criminelen van allerlei
soort, arme zielen verloren in zonde, die 139 De nacht doorbrengen in holen van
verdorvenheid en kwaad. Deze jongens zijn buiten om hun plicht aan God te
doen; zou de hele wereld maar hetzelfde doen en hun zielen verrijken door God
te aanbidden, die de natuur gemaakt
heeft, die de hemel overspannen heeft en de harmonieën van het hemelgewelf
heeft gestemd. Ik zou wensen dat ik van mijn ronde weg kon en de dag met hen
kon aanbreken in de bossen, Tot ziens jongens, loop maar door.” Eindelijk
weer vrij haastten ze zich om de verloren tijd weer in te halen. “Je preekte
nogal tegen ze,“ zei Fred. “Ik wed dat je dominee dat graag gehoord zou
hebben.” Behren lachte toen ze verder liepen, “Och,
ik weet het niet, maar ik hoop dat het Mike goed zal doen. We hebben tijd
verloren, maar we zullen nog altijd iets van de glorie van de dageraad zien.”
Weer vrij zijn voorspelde een grote verheffing van de ziel, want deze twee
jongens waren bijzonder dol op de natuur en het buitenleven, waarschijnlijk
verder ontwikkeld op hun leeftijd in zowel kennis als de ziel van natuurlijke
verschijningsvormen met hun verwikkelingen dan de doorsnee jongens van
dezelfde leeftijd. In hun vele wandelingen de hele zomer hadden ze vele
opwindende ervaringen, zoals slechts mensen die kunnen hebben die week in
week uit vele vroege uren van sluimering opofferen om zich één te voelen met
de natuur in haar uiteenlopende stemmingen. In de natuur vonden ze
bevestiging van de verlangens van hun ziel – de verlangende behoefte naar
schoonheid, de vaste overtuiging van het nederige geloof hen geleerd door hun
ouders, en de lessen op school wanneer hun leerkrachten hen de dingen
verklaarden die ze hadden gevonden en gezien in de bossen, in de ravijnen en
regengeulen, die ze keer op keer verbaasden. Ze hadden regelmatig de schelpen
naar school gebracht 140 die ze hadden bemachtigd tijdens hun
expedities. Ademloos hadden ze geluisterd naar de uitleg van hun leerkrachten
over hoe eeuwen geleden grote gletsjers ronddwaalden door de valleien en de
heuvels vormden waar ze deze schelpen hadden gevonden, bestempeld als
armpotigen en plaatkieuwigen nu uitgestorven, maar daar gebracht door de
gletsjers en afgezet als wat hij noemde zijtak- en eind morenen. Op deze
bijzondere morgen vonden ze iets nieuws en heel vreemds, dat ze meenamen naar
hun leraar de volgende morgen. Hij vertelde ze dat het een trilobiet was. Hij vertelde dat het een grote ontdekking
was, want ze waren zeer zeldzaam in die heuvels. Hij liet ze de betekenis van
het woord zien van de drie kwabben die het lichaam vormden het oude
visachtige dier. Het had een inktvisachtig gevormd hoofd met twee grote
uitpuilende ogen, elk oog gemaakt van talloze kleine ogen Het had ook een vinachtige staart. Ze vonden hem diep in het ravijn,
ingesloten in iets van kalksteen. Ze waren in de zevende hemel toen ze het vonden. Ze
zwierven gedurende enige tijd door de heuvels en vallei van het diepe bos, en
gingen ten slotte op een houtblok zitten om het wonder van de hemel te
bekijken wanneer de maan verdween en zijn heerschappij over de nacht overgaf
aan de zon voor zijn heerschappij over de dag. Hoe waren hun kleine harten
vervuld van extase als ze daar zaten en de grote gedaanteverandering zagen! De
dageraad heeft zijn schoonheid en glorie net als de zonsondergang. Slechts
weinigen zien de eerste terwijl duizenden de laatste zien en in dichtvorm de
zeldzame schoonheid in de betoverende vertoning van kleur in de bewegende
wolken van de zonsondergangen uitroepen – onbetwistbaar ‘brandende 141 Steden’ van de horizon. Deze jongens
hadden ook vaak zonsondergangen gezien, maar het hun grote voorrecht om de
glorie van de dageraad te zien, niet alleen in de meeslepende flitsen van de
schitterende stralen van de hemelse strijdwagen zijn paarden mennend langs de
oostelijke horizon, maar het toegevoegde regenboogkleurige panorama van de
vervagende wolken uiteen gedreven door zijn betoverende licht. Van waar zij
zaten konden ze de hele stad zien, plotseling overspoeld door de glorie van
karmozijnrode schoonheid. De bomen schitterden zilveren briljanten nat van de
ochtenddauw; het gras een massa van groen tapijtstof, bezet met glinsterende
diamanten. Deze wonderen van het aanbreken van de dag vervulden hun harten met
blijdschap. De bomen torenden hoog hun takken omsluitend als een groot schip
van een kerk. Ze bogen hun hoofden in aanbidding in de grote Kathedraal van
Gods overweldigende handwerk – groter dan welk heiligdom dan ook, dat welke
architect dan ook ooit had ontworpen en prachtvoller dan gebeeldhouwd beitelwerk
ooit had gesneden. Hoewel ze de woorden niet konden formuleren voelden hun
harten dat dit de natuur op zijn best was en dat dat vroeg om de
overtreffende trap om het te beschrijven. Onwillekeurig riep men uit volle
borst – ‘Wie kan twijfelen aan de goedheid van de Heer en de schoonheid van
zijn heiligheid?’ Ze voelden zich zoals mijn vriendin Neeta
Marquis zich voelde toen een boom werd geplant in
de botanische Canon in Californië in 1929 ter herinnering aan Edward MacDowell en zij haar gevoelens uitte in deze sublieme
woorden – 142 Grote bomen zijn net als grote mannen, hun
geesten rijzen op In de richting van de sterren, onveranderlijk
door grillige dagen, Iedere opgeheven helmpluim in pure en lieflijke
kracht Het kreupelhout van kleine paden versmadend Grote bomen zijn muziekanten
wanneer ze lenen Van ’s waters lyrische lach hun ruisende klank, Of, stormen het hoofd biedend, zoals liefde smart
uitzingt Ze doen weerklinken machtige fuga en antifoon En bomen zijn een tempelachtige kapel Waar de mens smeekt, en God zich verwaardigt te
antwoorden, Hun gebeeldhouwde takken – de glorie van een
meesterartiest – Ontspringend in nobele gewelven aan de hemel. Aldus brachten zij die gedenkwaardige
morgen door. Nu en dan kruiste een aardeekhoorn hun pad, een eekhoorn schoot
weg rond een boom; een wangzakrat begroette hen als een standbeeld rechtop
zittend op zijn billen en zijn gezicht gekronkeld in een enorme glimlach. Ze
vulden hun zakken met hazelnoten en beukennootjes en begonnen terug te keren
naar huis. Toen ze de rand van de bossen hadden bereikt en door de
draadafrastering kropen, zagen ze een eekhoorn spelen op het voorgazon van
een boerderij. Behren kon de verleiding niet
weerstaan een steen te gooien alleen maar voor het plezier. Ongelukkigerwijs
echter zag hij een rol prikkeldraad in het gras over het hoofd toen hij de
steen ophief stapte hij erin, en tot zijn afschuw scheurde hij zijn nieuwe
broek! Die hing langs zijn benen in rafels! Hij ging op de grond zitten en
huilde – zijn trainen stroomden langs zijn kleine gezicht. “Mijn nieuwe
broek! Oh kijk Fred, wat zal mijn moeder zeggen?” Het vervolg van dit verhaal
en tragedie wordt aan je verbeelding overgelaten! 143 Hoe
triest en tragisch deze wandeling ook bleek te zijn, vergeet niet de
feitelijke waarde van het verhaal. Een vroege wandeling in de morgen wanneer
de lucht fris is, is meer dan alleen maar verkwikkend; het stelt iemand in
staat de verrukkelijke loomheid te ervaren van wat we mogen aanduiden als
natuurlijke gezonde vermoeidheid, die over een persoon kruipt haast
onmerkbaar en onbewust als geen ander fysiek genot. Langdurige
lichaamsoefening in de open lucht is het meest kracht producerende medicijn
dat ooit is ontdekt, het is het universele geschenk van de natuur aan de
mens. Neem een goede dosis ervan, mijn jongen, zolang je jong bent; het zal
je compenseren met nog grotere zegeningen dan alleen een goede gezondheid.
Dit is mijn verjaardagsboodschap aan jou. Met oprechte genegenheid, Grootvader Kroeze. 144 Deel
III OPLEIDING
EN HET AMBT VAN DOMINEE Schooldagen zijn verrukkelijk voor de
meeste van onze jongeren. Ze kunnen het zijn wanneer het huiselijk leven en
zuivere aanmoediging de overhand krijgen samen met gezond verstand. Hij was
er fortuinlijk in ze alle drie te hebben. Voor zover het bekend is hield hij
van school en zijn verenigingen, en hield hij zich met alle bekoring en
levenslust van veerkrachtige jeugd bezig met de normale routine van het leven
en het spelen doorgaans gevonden onder jonge mensen. Hij was in extreme mate
bescheiden en hield zich verre van veel in het stadsleven toonaangevende
sociale voorzieningen, toe te schrijven aan het feit van zowel zijn extreme
verlegenheid en zijn moeders angst voor de contacten met het overal wijd
verspreide ruwe en vrije leven. De moeder was een intrigerende
persoonlijkheid met de jongens van het huishouden. In feite, maakte ze het
huis het werkelijke centrum van belang, voorzag ze van spelen, een goed
uitgeruste werkplaats met allerlei soorten van gereedschap, een schitterende
en dure machinale figuurzaag voor ingelegd werk; snij beitels, allerlei
soorten hard hout en fineer voor meubilair en planken en speelgoed. Er
bestaat geen twijfel aan dat zulk een aandacht hem en zijn broers, die ook
met gretigheid aan deze plannen deelnamen, van veel van de dagelijkse verdorvenheden 145 met hun verlokkende aspecten
weghield, en tegelijkertijd gewenste gewoonten van vlijt en kunstenaarstalent
vormde. Als bewijs hiervoor stemde zijn vader er in toe dat hij een prachtige
schuur achter in de tuin bouwde, een exacte kopie van het huis, met een hoog
hek van latwerk van de voorkant tot om het kavel, zodat hij erachter dieren
kon houden die niet zouden worden gezien door het publiek en er ook niet door
gestoord zouden worden. Hij had een behoorlijke menagerie – een Franse
Kentucky pony om paard op te rijden, drie moedergeiten, konijnen, eekhoorns,
wilde kippen, prachtige bantammers, twee honden,
een rat-terrier en een water-spaniel.
Het werken aan zijn werkbank nuttige voorwerpen makend, voor zijn menagerie
zorgen nam vele uren uit zijn buitenschoolse tijd die jongens zo vaak
doorbrengen in kattenkwaad en met het leren van slechte gewoontes. Terwijl
het leven zich ontvouwde werd hij ambitieus om iets voor zichzelf te doen
gedurende zijn vakanties, dus bracht hij enkele zomers door in verschillende
fabrieken om wat geld voor zichzelf te verdienen. Eén zomervakantie werkte
hij in een fabriek voor gebruiksvoorwerpen, Frost-Richmond Industry genaamd, en al spoedig toonde hij dat hij veel
wist over mechanische kunsten. Voordat de zomer voorbij was werd hij meester
werkman die allerlei soorten machinerieën bediende om huishoudelijke
benodigdheden te maken. Tijdens een ander vakantie was hij tewerkgesteld in
de Clay Veiligheidsspeldenfabriek. Eerst was hij
inpakker, toen gepromoveerd tot het maken van de spelden met behulp van zeer
complexe machinerieën. Deze baan kostte hem bijna zijn scholing, want toen de
school opende in de herfst smeekte zijn wergever
hem te blijven met een salarisverhoging. Zijn vader echter, stond er op dat
hij de aansporing liet schieten. Uiteindelijk , zoals jongens doen, beloofde
hij zijn vader 146 dat hij naar de avondschool in het
Y.M.C.A zou gaan als hij nog een tijdje bij de fabriek mocht blijven. Twee voorvallen moeten hier worden
vastgelegd, die meer dan wat dan ook
de richting van zijn toekomstige carrière bepaalden. Veel gebeurtenissen zijn
gehuld in het blote geheim van het leven zelf, onverklaarbaar om nooit
opgelost te worden. We formuleren woorden voor ze en baseren geloof op hun
werkelijkheid. Als we verbijsterd zijn roepen we met Hamlet uit dat “een
goddelijkheid onze doelen vorm geeft, ze ruw uithakkend zoals wij doen.”
Waren deze twee voorvallen door de voorzienigheid ingegeven? Komt God tussenbeide
in de intriges en plannen van de mens? Als ons geloof goed gegrondvest is,
kunnen we of willen we dan wegkomen, van de onontkoombaarheid van Gods
leiderschap in het leven? Is de toekomst slechts een kans met een hoop? Met
deze twee ervaringen onuitwisbaar gegrift in zijn geheugen, kon hij zich
nooit inlaten met welke levensbeschouwing dan ook die niet was gegrondvest op
de alom aanwezigheid van God in het leven met zijn goddelijke geest leiding
gevend aan de vorming van het karakter. Een van deze mijlpalen in zijn leven
was de invloed van een grote man. De andere was een ernstige ziekte dicht bij
de dood. Zijn
frequente bezoeken aan de Y.M.C.A. studie- en leeszalen en gymnastiekactiviteiten
brachten hem in contact met een opmerkelijke jonge man, een charmante
persoonlijkheid, zeer vindingrijk, altijd blij en die nooit naliet de jongens
te groeten met grenzeloze grootmoedigheid en een hartelijk welkom. Zijn naam
was Mr. Ward. Wards huis was niet ver van zijn huis en niet zelden ontmoetten
zij elkaar op de straat. Hij had een onophoudelijke glimlach en kletste zeer sympathiek alsof 147 hij zelf één van de jongens was,
hoewel natuurlijk ouder. Hij toonde een oprechte belangstelling, een warme
affectie, een stralende vriendelijkheid, met klaarblijkelijk alleen maar het
hoogste welzijn van de jongens als doel. Was het iets van de aard van godsdienstigheid
dat hem zo heerlijk tot hen aantrok? Was het het
overtreffende van liefde dat niet gedefinieerd kan worden dat zijn persoonlijkheid
weefde als een complex onderdeel in hun achting? Wie kan de macht van
menselijke invloed inschatten? Zelfs
wanneer geen moeite wordt gedaan om een ander te imponeren, geen poging wordt
gedaan om een ander op welke manier dan ook te beïnvloeden, is er niet een of
ander vuur dat voort vlamt met licht en levenskracht onontkoombaar van een
goede man? Is er niet zo iets als een stille onbewuste invloed “zichzelf
fotograferend op andere geesten?” Dat moet zo zijn. Er is een uitstraling van
het goede of anders de hele tijd – karakter, kan niet worden verborgen. Wat
een man is of niet is wordtr niet zozeer bekend
gemaakt door woorden van de mond maar
veel meer door manieren, gedrag, attitude – daden spreken luider dan woorden.
Invloed, zowel stil als bewust gericht, is het aura van persoonlijkheid. In
zijn latere leven schreef Dr. Kroeze de invloed van deze jonge man op en
vertelde ook hoe een tragedie in het leven van Mr. Ward hem beïnvloedde. Ik
zal citeren wat hij schreef: “Het
was in mijn schooldagen dat de kracht van een werkelijke persoonlijkheid mijn
leven in vervoering bracht. Zijn naam was mr. Ward, die ik ontmoette in het
Y.M.C.A. Als groep jongens hadden we allemaal veel respect voor hem en bewonderden
we hem zeer. Haast onmerkbaar raakte ik in de ban door zijn vriendelijke
manieren tegen mij, en ik voelde vaak dat ik net zoals hem zou willen zijn.
In feite, als was ik onder een of andere betovering, 148 merkte ik dat ik hem instinctief
opzocht bij de Y alleen maar om hem te zien en van zijn gezelschap en de
charme van zijn vriendelijke persoonlijkheid te genieten. Als een
levenskrachtige jongere, met alle krachten van het leven door mijn aderen
stromend, blootgesteld aan al de verleidingen van het stadsleven, met elke
open deur van het kwaad zijn stank in mijn neusgaten sturend, vocht ik hard
het moreel van groeiende volwassenheid puur en sterk te houden. De strijd was
soms intens en innerlijk, onopgemerkt, onbekend. Maar de kracht van de waarneming
van deze ene man las me door en door, zoals hij deed met elke jongere waarmee
hij in contact kwam. Ik had gelezen over mannen die jongeren tot kwaad
beïnvloedden, die jongeren volgden elk uur waarop ze wakker waren en die
ouders maar al te graag hadden tegengehouden, als ze het zouden kunnen –
bederf veroorzakend zoals ze deden aan de grondslag van hun bestaan. Ik had
gelezen hoe Caesar, door zijn subtiele magie en persoonlijkheid, zijn
portemonnee uit de handen van de dief had gepraat en hem zonder handboeien
had weggeleid als een gewillige gevangen naar de gevangenis. Maar het was nu
voor mij de eerste keer dat ik de kracht van een voelde van een gezaghebbende
persoonlijkheid voor het goede, door een gedaante en een zachtaardige
aanwezigheid, beminnelijk en puur, een stem die alleen maar vriendelijkheid
kon uitspreken en een ziel overladen met de elektrische spanning van hemels
talent. Het
leek wel dat ik de Y nooit binnenkwam als hij daar was zonder een welkom, Het
leek wel dat ik hem altijd op de straat of elders moest ontmoeten, soms zelfs
als ik niet de minste behoefte had dat hij me zou zien, maar zijn overredende
glimlach raakte steevast mijn ziel. Wat ik ook deed het was Mr. Ward, of iets
in hem, dat me aangreep, me beheerste en me vasthield 149 en me beïnvloedde. Ik herinner me die
fatale vierde juli vol tragedie en overwinning heel goed. Ik had mijn
gebruikelijke geweldige dag gehad in de lukrake viering van onze geboortedag,
toen een makker naar het huis kwam rennen en me vertelde hoe Mr. Ward toen
hij aan het vissen en zwemmen was in de rivier werd gegrepen door een sterke
stroming, of verzwakt door een kramp, en was verdronken en dood was
thuisgebracht. Sprakeloos en verdoofd, en waarom weet ik niet, spoedde ik me
naar zijn huis twee blokken verder om te proberen zijn koude bleke gezicht te
zien. Ik kwam daar nooit aan, maar vond me zelf in plaats daarvan in mijn
kamer. Het leek of mijn hele wereld om me heen in elkaar gestort was, dat
alles waar ik in het leven om had gegeven was verdwenen. Opstandigheid vulde
mijn ziel. Waarom moest hij sterven? Waarom moest mijn grootste vriend
uitgekozen worden om heen te gaan? Hij hoorde bij mij! Mijn hard was vol
genegenheid voor hem geweest – het was een persoonlijk verlies. Mijn verdriet
was overweldigend, mij droefheid onbeschrijfelijk. De duisternis die in de
kamer sloop was niet groter dan de duisternis en wanhoop die mijn ziel grepen.
Ik viel op mijn knieën in wisselend en onsamenhangend gebed – als stromen van
wroeging. Plotseling leek de kamer overspoeld met licht. Een grote
vastberadenheid barstte los uit mijn
ziel – Ik zal proberen als Mr. Ward te zijn! Mijn last werd opgetild.
Een nieuw patroon van leven strekte zich voor me uit – een toewijding zoals
deze nobele goedgunstige ziel die me had aangetrokken en beïnvloed om goed te
doen zoals geen mens ooit had gedaan. De kracht van zijn persoonlijkheid
sprak zich naar me uit, en ik onderging de sensatie van een ander soort van
geboortedag – mijn geboorte in een wereld van het doel. Mr. Ward stierf, maar
hij won. De kracht in hem werd de leidende stuwkracht 150 in mijn leven. Noem het zoals je wilt
– een keerpunt, een overgang, een geheiligd verbond. Met onuitsprekelijke
vreugde trachtte ik mijn vriend te evenaren – zijn deugden, zijn vriendelijke
manieren, zijn passie om anderen te dienen. De feitelijke atmosfeer om me
heen had een andere bedoeling. Iedere gedachte aan hem was een vervoering als
een ademtocht uit de hemel.” Het
moet kort na deze ervaring zijn geweest dat het andere voorval plaats had in
de Y.M.C.A. gymzaal en dat absoluut zijn toekomstige carrière bepaalde. Hij
was een atletische jonge vent en nam deel aan de uiteenlopende acrobatische
toeren die gewoonlijk werden uitgeoefend in een gymzaal. Bij deze gelegenheid
probeerde hij een nieuwe stunt – om een complete cirkel te maken in één van
de vliegende ringen net zwaaiend om de cirkel te maken. Wat er gebeurde wist
hij niet. Hij liet na de voorzorg te nemen om een landingsmat op de grond te
plaatsen om de val te verzachten, als hij er niet in zou slagen de stunt te
voltooien. Hij slaagde er inderdaad niet in; de volledige omwenteling terwijl
hij zwaaide werd op de één of andere manier onderbroken, en hij viel hevig op
zijn hoofd, waarbij zijn kin in zijn longen werd gestoten en hij werd bewusteloos
opgeraapt met bloed stromend uit zijn mond. Hij werd naar zijn huis gebracht
hevig bloedend, en hij bleef bewusteloos voor het grootste deel van drie
dagen. Zijn eigen beschrijving van dit ongeluk is als volgt – “Drie artsen
werden gehaald voor een consult. Ik werd me plotseling bewust van hun
aanwezigheid aan de voet van het bed en hoorde één van hen opmerken, ‘Er is
geen hoop.’ Wat het was kan ik niet zeggen, maar met de zwakke ademtocht en
kracht 151 die ik nog bezat gooide ik er tot hun
verbazing uit – ‘Ik wordt beter; ik zal leven!’ De strijd was een lange en
pijnlijke. Verzwakt tot extreme broosheid lag ik op mijn rug gedurende zes
maanden, en toen daarna werd het mij maandenlang niet toegestaan mijn kamer
te verlaten. Mijn altijd vriendelijke en bezorgde vader bouwde mijn
slaapkamer om tot een werkplaats, zelfs onze Fleetwood
inlegmachine binnenbrengend, en bemachtigde voor mij allerlei soorten
prachtig hard hout waarom Michigan toen beroemd was. Dag na dag legde ik me
toe op het ontwerpen en maken van salonmeubilair met houtsnijwerk en
ingelegde patronen – alles alleen maar op opnieuw een robuust gestel op te
bouwen. Ik zal nooit die gedenkwaardige dag vergeten toen het mij met hulp
van de dokter werd toegestaan mijn eerste stap buiten de voordeur te doen.
Het leek me dat mijn hoofd plotseling langer werd, hoog reikend boven het dak
van het huis, als of de hemelen naar mij reikten om me mee te nemen in de
vreugde van die gedenkwaardige dag. Het mag ongelooflijk klinken, maar
gedurende zeven jaar bleef ik doorgaan om allerlei soorten van lichamelijke
oefeningen te gebruiken om een roboost gestel op te
bouwen, zodat ik opgewassen zou zijn tegen elke barheid die van me gevraagd
zou worden van beproevingen en ontberingen en verliezen in de komende jaren.
Tijdens deze maanden van ziekte, dij bij iedereen overkwamen als een wonder
van hersteld, definieerde ik helder mijn verbond met God om predikant te
worden welke moeilijkheden ook ik het hoofd zou moeten bieden. Met dat doel
voor ogen begon ik na mijn terugkeer naar de High School de studie Grieks in
mijn junior jaar. Ik let mijn studie architectuur vallen die me zo heftig had
aangesproken en waarvan mijn onderwijzers beweerden dat ik er 152 voortreffelijk geschikt voor was en
waarvoor ik aangeboren talenten en krachten van aanpassing had. Ik had al
twee jaar Latijn gehad, wat niet zo goed ging. Ik stortte me nu op mijn
studies met een nieuwe geestdrift en enthousiasme. Ik had een hoog doel en realiseerde
me dat ik de klassieken moest beheersen, wilde ik ooit geraken tot wat voor
positie van verhevenheid en waardige dienstbaarheid dan ook. Mijn Grieks was
een verrukking en ik besloot te streven naar een perfect record. Na het
examen het eerste semester verbaasde mijn onderwijzeres, Mw. Parish, me door te zeggen dat ik niet alleen aan de kop
stond van de klas, maar ook een perfect record van 100 procent had gehaald!
Waarschijnlijk was dat een slecht iets om tegen me te zeggen. In ieder geval,
haalde ik dat record nooit meer. De allereerste dag van het tweede semester
maakte ik een kleine vergissing op het schoolbord van één klemtoonteken (een
klemtoonteken is van het grootste belang in het Grieks). Mw. Parish vroeg onmiddellijk aan de klas, of zij enige fout
in mijn werk op het schoolbord zagen! Geschrokken, haastte ik me naar het
bord en smeet het klemtoonteken met krijt neer voor iemand de fout zag. Ik
vermoed dat die actie van mijn kant ongepast was; in ieder geval provoceerde
het de onderwijzers en werd mij gevraagd na te blijven. Ze gaf me een uitbrander
in niet mis te verstande woorden; ik voelde me geketst daar ik niet de geringste
bedoeling had gehad iets fouts te doen. Van toen af nam ik met een gekrenkte
geest mijn plaats in de klas in en maakte ik fouten – mijn grote vastberadenheid
was verdwenen. Ik veronderstel dat ik me overgaf aan de verleiding die
sluimert in snel gekrenkte trots. Ik heb dit verhaal nauwkeurig verteld, want
in de jaren daarna heb ik het vaak overdacht bij het beschrijven van de rol
van de leerkracht. Mw. Parish was een zeer briljante 153 Vrouw, hoog opgeleid, maar
genialiteit en eruditie zijn niet de enige kwaliteiten voor een goede leraar
voor onze jeugd. Zij miste de warmte en het geduld en begrip, die niet alleen
het hele leven verheffen en verrijken, maar die in een leraar jongeren
inspireert met enthousiasme en de grootst mogelijke inspanning in het leren.
De leraar is naar mijn mening de uitblinkende factor in de maatschappij
buiten het huis in de ontwikkeling van echte mannen en vrouwen, niet alleen
op het terrein van intellectuele prestaties, niet alleen als loketten van
feitelijke kennis, maar als echte mannen en vrouwen in alles dat deze twee
prachtige woorden inhouden. Ik denk graag aan wat de jonge man zei tegen de
beroemde Arnold of Rugby toen de professor geïrriteerd was – ‘Ik weet dat u
intelligent bent en dat ik dom ben.’ In deze woorden hoorde Arnold de kreet
van de tragedie – tragedie in de fabricage van het leven, de bodem ingeslagen
hoop, in versplinterd streven, in vernielde ambitie, in het falen – en Arnold
of Rugby werd geduldig en bekwaam en tactvol en sterk en hulpvaardig en
enthousiast – de meerster leraar, de kameraard van
jongeren en de architect van karakter.” In
het voorjaar van 1890 studeerde hij af aan de Central High School in Grand
Rapids, Michigan, en diezelfde herfst werd hij ingeschreven aan de
Universiteit van Michigan in Ann Arbor. Hij begreep volledig wat die stap met
zich meebracht door de academische jaren, vooral financieel. Hij bracht de
zomervakantie door als een teller bij de volkstelling en met de verkoop van
een boek genaamd “Conversaties over de Bijbel” van dr. Pond van Bangor, Maine. Hij had veel bange voorgevoelens over het
laatste, maar hij kreeg goede coaching door een 154 manager van de drukkerij. Toen de
zomer voorbij was had hij slechts net voldoende geld voor één semester, maar
gelukkigerwijs inspireerde een boek dat hij in handen kreeg hem tot het in
ieder geval doen van een poging. Dit boek was Arthur Bonnecastle
van J.G. Holland. Het beschreef voor hem het enorme verschil tussen zelfhulp
en de gemakkelijke manier van betaald krijgen voor een opleiding door de
familie of iemand anders. Het personage in het boek dat hem inspireerde in
zijn gewichtige onderneming was Henry, niet Arthur. Zoals het boek duidelijk
maakt in de vertelling van dit fantastische verhaal was Henry feitelijk de
erfgenaam van een fortuin, terwijl Arthur door de kracht van de
omstandigheden, en voor zover hij eerst wist, de begunstigde was van dat
fortuin, hoewel ten onrechte, en spendeerde hij kwistig de edelmoedigheid van
Mrs. Sanderson. Henry moest het college verlaten en
wat tijd doorbrengen met het lesgeven om genoeg geld te verdienen om terug te
keren naar zijn studie, terwijl Arthur geleidelijk aan zijn natuurlijke
krachten uitputte en zijn tijd verspilde aan sociale plichtplegingen. Henry
won de hoogste college-onderscheidingen en bekroningen en de bijval van zijn
vrienden. Zijn zware worstelingen, zijn armoede, zijn ambitie om te
verwerven, zijn soberheid ontwikkelde in hem de bewonderenswaardige kwaliteiten
van prinselijke mannelijkheid. Terwijl het geld dat Arthur tot zijn
beschikking had de rijke ontvouwing van zijn aangeboren talenten en
potentiële rijkdommen teniet deed. Henry
naar de kroon steken was zijn streven. De strijd was geen eenvoudige. Bij het
einde van het eerste semester vond hij zichzelf waar Henry was geweest –
zonder fondsen. Hij was niet gefrustreerd, besloot om te lenen in plaats van
les te geven zoals Henry deed. Hij wilde tenminste één jaar op zijn 155 saldo en met de zomervakantie voor
zich kon hij tenminste terugbetalen wat hij had geleend. Zijn plan bleek
verstandig en fortuinlijk. Hij trad in dienst bij een bedrijf uit Chicago als
verkoper om een cursus te introduceren ontwikkeld voor zowel lagere scholen
als voor middelbare scholen en gebaseerd op het feitelijke systeem van het
lesgeven. Hoewel het op termijn een nieuwe theorie bleek van geen grote of
permanente waarde in het onderwijsprogramma van de middelbare school, maakte
hij een groot succes in de introductie en betaalde het met rente terug alles
wat hij had geleend. Dit stelde hem in staat om in het najaar terug te keren
naar de Universiteit. Deze risicovolle onderneming bewees een interessant
verhaal te zijn. Gedurende het restant van zijn universiteitsleven, inclusief
een jaar afstudeerwerk voor een doctoraalbul, hield hij zich bezig met dit
project van verkooptechniek. waarbij hij een gemiddelde van $ 200,00 per week
verdiende gedurende de zomers. Het was niet alleen een groot financieel
succes, maar het moet ook manieren van contact en zakelijk inzicht hebben
ontwikkeld. In ieder geval mag hier vermeld worden dat, toen hij zijn universitaire
studie had afgerond en besloten had om zich te laten inschrijven voor de McCormick Theologische Hogeschool, om zich voor te bereiden
op het actieve geestelijke ambt zoals hij het had bedacht, stuurde Mr.
Lorenz, de directeur van het bedrijf hem een telegram, dat hij hem wilde zien
voordat hij die stap nam. Gedurende twee uur probeerde de directeur hem te
overtuigen van de wijsheid om bij de firma te blijven en hij bood hem een
salaris aan van $ 10.000,00 per jaar en een en een vakantie van een maand met
alle onkosten betaald. Hoewel hij onvermurwbaar was in zijn voornemen, zei de
directeur uiteindelijk – “Mr. Kroeze, u bent een voortreffelijke verkoper,
maar weet u wat u zult doen? U zult uw studie aan de Theologische Hogeschool
gaan volgen met 156 wat u bij ons verdiend hebt, dan zult
u een kleine zendingspost in het Noordwesten aannemen tegen een
hongerloontje; u gaat trouwen, krijgt kinderen en sleept ze met u mee in de
hongerdood!” Hij lachte en vertelde de directeur dat hij niet een erg
glanzende toekomst voor hem schilderde. Hij vertelde nog vaak dat hij nu
juist dat had gedaan en een Kerk aannam voor $ 675,-- per jaar! Het
kloosterleven op een universiteit is meestal niet erg opwindend, tenzij een
persoon overdreven sociaal is aangelegd. Hij ontdekte dat het
universiteitsleven voor sommigen buitengewoon schadelijk is. Hij wist
behoorlijk goed wat hij wilde en stuurde een rechte koers naar dat doel, en
in het algemeen naar volledige tevredenheid. Hij voelde dat hij fortuinlijk
was in zijn bekendheid met de decaan van het College van vrije kunsten. Dr. D’ooge, die een vriend van de familie was. De decaan
zocht hem op, nodigde hem uit in zijn huis en gaf vrijgevig van zijn
vriendelijke diensten in raad en daad, spoorde hem aan om lid te worden van
de Christelijke Studenten Vereniging met hoofdkantoren in Newberry
Hall, en waarschijnlijk door zijn invloed verkreeg hij een plaats in het
Verenigingsbestuur. Deze Vereniging was de meest stimulerende en energieke
organisatie op de universiteitscampus. Hij stortte zich met hart en ziel in
deze ene buitenschoolse activiteit waar hij dol op was, om Christelijke
ideeën op de universiteitscampus te helpen cultiveren, en om leiding te geven
aan de deelname in het werk van de Presbyteriaanse Kerk. Het was terwijl hij
lid was van het bestuur van de Christelijke Studenten Vereniging dat hij
kennis maakte met een andere jonge man die zijn denken beïnvloedde 157 en die de meest vooraanstaande
Christelijke Staatsman ter wereld werd gedurende meer dan een halve eeuw. De
Christelijke Studenten Vereniging werd een verdeelde groep en het bestuur
debatteerde over wat moest worden gedaan. Ze hadden geen voorbeeld om zich
naar te richten, behalve de enig andere Christelijke Studenten Vereniging in
Amerika, die aan de Cornell Universiteit van Ithica, New York was. Ook daar waren echter krachten van
misnoegen. Er was een radicale vleugel die zijn krachten bundelde gericht op
een volledige verandering van beleid en een YMCA- en YWCA-groep. Ook in deze
mogelijke reorganisatiepoging rezen er bittere theologische vragen. Het werd
uiteindelijk beslist door het uitnodigen van die ene man die net tot
bekendheid kwam in de Christelijke Studenten Vereniging van die tijd, Mr.
John. R. Mott om het voordeel te verkrijgen van
zijn advies en wijsheid. Vele beraadslagingen werden gehouden door het
bestuur; ook grote openbare bijeenkomsten voor discussie om de meningen te
peilen. Bij tijden zwaaiden retoriek en overtuigingen de scepter. Het is
interessant om te wijzen op een passage in een brief die meer dan vijftig
jaar later werd geschreven door Rechter A.G. Burr
van het Hooggerechtshof van Noord Dakota, die in
die tijd een rechtenstudent was op de universiteit, waarin hij verwijst naar
een van deze openbare vergaderingen en zegt – “Ik herinner me een vermaarde
vergadering of in ieder geval de nasleep ervan, want het was daar dat dr. Kroeze
mijn aandacht trok, en ik herinner me hoe hij de vijandelijkheden voor de
evangelische steunbetuiging aanwakkerdel. Er was een radicaal element dat de
Christelijke Studentenvereniging zou hebben opengegooid tot een echte dispuut
vereniging, en er was het middenveld van mr. A.J. Ladd
en mr. Manny.” Zesenvijftig jaar later 158 was het een grote vreugde en plezier
voor ons beiden om dr. John R. Mott in zijn huis in
Orlando, Florida te ontmoeten, net toen hij op het punt stond te vertrekken
om de laatste voorbereidingen te treffen voor de grote Oecumenische
bijeenkomst van de Wereldraad van Kerken in Amsterdam, Holland, en vast te
stellen dat hij zich de bijeenkomsten in Ann Arbor herinnerde en wat er
gedaan werd. We ontmoetten hem opnieuw bij de Wereldraad van Kerken in
Amsterdam en waren er getuige van met welke gratie en kracht zijn zuivere
karakter die vooraanstaande vergadering bestuurde, uiting gevend aan de
glorie in harmonie, met respect voor de waarde van verschillen in de diverse
geloven in de wereld. Die bijeenkomst van vertegenwoordigers van 44 naties
onder zijn meesterlijke leiding markeerden een nieuw tijdperk in de opmars
van het evangelische christendom, en vervolmaakte een buitengewone carrière
van toewijding en dienstbaarheid voor het goede en het geluk van de mensheid. Het
is opmerkelijk te vermelden dat, terwijl hij hard moest werken om zijn eigen
weg te verdienen waarbij hij scherpzinnigheid en tijd nodig had, hij zich
zelf niet isoleerde van de vele gunstige gelegenheden die een universiteitsleven
veroorloofd, zowel bij het betonen van verdienstelijke bijstand en het
stimuleren van de kwaliteiten van iemands hart en geest. Er was een overvloed
van activiteiten die hem zowel interesseerden als ook zijn aandacht beheersten. Ik kan er
enkele in het bijzonder noemen. Hij was voorzitter van het Alpha Nu Literaire Genootschap waarin hij niet alleen
retorische bekwaamheid aan de dag legde, maar ook een schat aan parlementaire
kennis verkreeg. Hij was de voorzitter van de Christelijke Ondernemingsmaatschappij van de First Presbyterian
Church met een ledenaantal variërend van 800 tot
1000, dat respect 159 en tijd voor consultatie in planning
en participatie vereist in een verscheidenheid van programma’s. Als een lid
van het bestuur van de Christelijke Studentenvereniging had hij speciale
taken en verantwoordelijkheden voor de missionaire activiteiten van de
vereniging. Hij was de voorzitter van de City Samenwerkingsverband. Hij
organiseerde het. Het was opgebouwd uit de jeugdverenigingen van de verschillende
kerken en ontworpen om praktisch christelijke activiteiten en dienstbaarheid
voor de onopgemerkte mensen en de verwaarloosde jeugd van de stad te wekken.
Dit veld van dienstbaarheid ontwikkelde zich tot voorbij zijn dromen en veel
Zondagsscholen werden opgericht en diensten voor gekleurde mensen. Hij was
secretaris van de Tappan Presbyterian
Association, een organisatie opgericht als een
aangesloten instituut in samenwerking met de Universiteit. Het was best
bedoeld om sociale voorzieningen te verschaffen onder de auspiciën van de
Kerk, om methoden te plannen voor supervisie en begeleiding van studenten, en
om zekere cursussen voor studiepunten aan te bieden, zoals in Patristische
(van de kerkvaders) Filosofie, Kerkgeschiedenis, en Bijbelse Literatuur.
Hierin gaf hij college in Oudtestamentische Literatuur en Exegese, terwijl
hij studeerde voor zijn doctoraal in Hebreeuws en Helenistisch
Grieks. Het Genootschap had twee uitstekende gebouwen genaamd McMillan en Sacket Halls, die
ze voorzagen van collegezalen, een sportzaak, zitkamers en een bibliotheek
voornamelijk samengesteld uit dr. Duffields
bibliotheek in Detroit. Deze positie bracht hem in frequent contact met het
hoofd van de Universiteit, dr. James B. Angel, een alleraardigste
persoonlijkheid en diep betrokken bij de gewoontjes van het grote studentenkoprs en waarin zij gemeenschappelijke ideeën
hadden. Hij werd zo’n 160 Goede bekende van de voorzitter dat
hij hem vaak groette tijdens de lange wandeling en met hem kletste op een
hoogst vertrouwelijke manier. De voorzitter betreurde de overmatige nadruk op
atletiek in de universiteiten en hun vercommercialisering, terwijl niet zwaar
werd getild aan de ongrijpbare krachten die onderwijs is bedoeld te
ontwikkelen in het menselijk belang van het staatsburgerschap. Het schijnt
geheel helder vanuit deze bijna veelvormige activiteiten en contacten die hem
overstelpten, dat hij geen gevoel van ontmoediging en frustratie had over
zijn toekomstige carrière en zich klaarblijkelijk volhardend en met vreugde
toelegde op de taken van het zich voorbereiden. Door
deze vele terreinen van belangstelling zou het begrijpelijk zijn dat hij zich
zo nu en dan in middelpunt van de belangstelling zou bevinden op de Campus,
zowel met het studentenkorps als met de faculteit. Dit bleek waar te zijn in
een aantal gevallen. Zowel hij als zijn vrienden hebben vaak enkele van deze
gebeurtenissen genoemd. De ene was een intense rivaliteit tussen het college
van vrije kunsten en de Rechten faculteit in een debat om een universiteitsvertegenwoordiger
te kiezen voor een toernooi tussen universiteiten in het Mid-westen.
In zulke rivaliteiten verenigde de medische faculteit en de tandheelkundige
faculteit zich altijd met het college van vrije kunsten tegen de rechten
faculteit. Dit leek een traditie te zijn op de campus. In dit geval vond het
uiteindelijke debat plaats in de aula van de rechtenfaculteit. Hij had de
voorrondes gewonden in andere faculteiten en moest zijn krachten nu in de
finale meten met de gekozen debater van de rechtenfaculteit. De juryleden
waren een advocaat, een zakenman en 161 een geestelijke. De regels waren
nauwkeurig bepaald. De juryleden moesten ieder afzonderlijk een geheime stem
inleveren bij de presiderende functionaris. De belangstelling was intens en
bij het einde van het debat gebaarde – tot de verbazing van velen en in
strijd met de regels – het advocaat jurylid de andere juryleden met hem naar
een aangrenzende ruimte te gaan. Toen de voorzitter terugkeerde kondigde hij
aan dat mr. Linsqy twee van de drie stemmen had en
de vertegenwoordiger zou zijn van de universiteit. De hel brak los. De
rechtenstudenten, die de aula blokkeerden, marcheerden hun kampioen door de
gangpaden en naar buiten op de campus. Toen hij verslag deed van dit incident
zei hij, “ik erkende mijn nederlaag tegenover mr. Linsey
met plezier en wenste hem geluk. Ik weet dat mijn vrienden teleurgesteld
waren. De volgende morgen riep de geestelijke, dr. J. Mills Gelston, me naar zijn huis en vertelde me, tot mijn
verbazing, wat er was voorgevallen. Hij informeerde me dat de geheime
stemming mij twee stemmen had gegeven van de drie, maar dat het advocaat
jurylid de zakenman overhaalde naar zijn kant in strijd met de regels. Ik
vertelde dr. Gelston dat ik deze informatie
waardeerde, maar dat onder deze omstandigheden het zeer onverstandig zou zijn
om de feiten aan iemand te onthullen, omdat het een zeer rampzalige situatie
op de campus zou teweegbrengen en er meer kwaad bloed zou vloeien tussen de
twee scholen. Hij was het er mee eens en we hielden ons geheim en verbond.
Echter, hoe vreemd sommige van deze teleurstellingen uiteindelijk uitpakken!
Het was vele jaren later dat ik een voorwaardelijke gift verkreeg van $
50.000,- met betrekking tot een bekostigingscampagne van de grote imperium
bouwer, mr. James, J. Hill. 162 van Saint Paul. Het bleek dat mr. L. Linsey een succesvol advocaat was geworden, mr. Hill’s dochter had getrouwd en zijn secretaris was
geworden. Toen ik rapporteerde over de voltooiing van de campagne en langs
ging bij de kantoren van mr. Hill (die net gestorven was), bracht de klerk me
naar de kantoren van executeur testamentair van de nalatenschap. Toen ik de
deur binnenging stond ik oog in oog wie met mijn rivaal van jaren eerder, mr.
Linsey! We waren beiden verbaasd elkaar weer te
ontmoeten en ook nog zeer onverwacht. Onze begroeting was zeer vriendelijk en
nadat we volledige regelingen hadden getroffen voor de betaling van deze
grootse gift, vertelde ik mr. Linsey over het
rapport van dr. Gelston met betrekking tot het
debat; Hij stond op uit zijn stoel, sloeg me op de rug en zei, “dr. Kroeze,
stellig waren wij studiegenoten op de universiteit niet alleen sportief, maar
ook goede politici – het verleden kan nu niet worden gecorrigeerd!” Ik denk
dat het zoete van de honing voor mij was!”. Terugkerend
naar die nederlaag die snel werd overschaduwd door een onbetwistbare
overwinning waar hij zich trots over voelde. Gedurende bijna drie jaar had
hij retorica gevolgd bij de beroemde leraar, professor Trueblood,
hoofd van de taal-vakgroep. De studentenvereniging van Chigago
had de universiteit gevraagd een studentredenaar te sturen om een toespraak
te houden ter gelegenheid van de geboortedag van Washington in een
patriottische viering onder de club van de studentenvereniging. De universiteitsfaculteit
selecteerde hem voor deze eer en stelde hem vrij van alle repetities en
examens zodat hij tijd kon besteden aan een studie en voorbereiding van een
oratie voor deze gelegenheid. Hij had de waardevolle assistentie van zowel
professor Trueblood als professor Scott, hoofd van
het departement 163 Engels. Hij herinnerde zich vaak dat
zijn eerste concept bijna vermoord werd door professor Scott, maar onder zijn
vriendelijke suggesties voltooide hij uiteindelijk datgene wat beide
professoren een bewonderenswaardige oratie. Hij werd koninklijk onthaald door
de Club van de Studentenvereniging en verheugde zich in dit zeldzame
voorrecht om de Universiteit te vertegenwoordigen met een intens gevoel van waardering en
verantwoordelijkheid. Deze
afspraak gaf hem een aanzienlijk prestige op de Universiteitscampus, en de
studenten van de Medische Faculteit en het college van vrije kunsten schoven
zijn naam naar voren voor de komende verkiezingen voor het voorzitterschap
van de Studentenvereniging. De oude rivaliteit met de Rechtenfaculteit bracht
de rechtenstudenten ertoe, toen hen dit gevraagd werd, hun kandidaat in het
strijdperk te brengen en de strijd brandde los. De rechtenstudenten waren de
grote politici op de campus en opgetogen op elke denkbare wijze de plannen
van de letterenstudenten, zoals de anderen werden genoemd, te overtreffen en
te belemmeren. De campagne stond in het midden van de belangstelling; de
campus wemelde van vurige disputen en politieke twisten. Op het kritieke
moment van de verkiezing werd een onvergeeflijke strategie door de
rechtenstudenten aangewend. Het was helder voor hen dat de lettereren- en medische studenten overheersten en dat hun
kandidaat zou worden verkozen, dus een vertragingstactiek werd ingezet om enkele
rechtenstudenten de tijd te geven om hun vrienden in de straten en kamers
wakker te schudden. Een nederlaag was voor hen onduldbaar, want wie kon een
debatvergadering voorzitten anders dan hun kandidaat die bedreven was in
parlementaire gebruiken en wetten! Wie anders begreep de technieken van het
debatteren? Welke waarde hebben Grieks en 164 Latijn en Wiskunde in de grote
problemen op de Universiteits Campus voor het welzijn van het studentenkorps.
Regels van orde werden aangehaald om de situatie te verwarren en te voorkomen
dat enig resultaat van een stemming zou worden aangekondigd. De hele tijd
stroomden de rechtenstudenten als ratten de hal binnen vanuit hun kamers en
blokkeerden de aula. Ze schreeuwden om een heroverweging van de stemming die
al was gehouden maar waarvan het resultaat nog niet was aangekondigd. De hele
verkiezing was een schijnvertoning – een soort van stadswijk politiek, maar
het maakte niet uit hoeveel de Letteren- en Medische Studenten bedrog riepen,
de verkiezingen waren voorbij en de rechtenstudente zat in het zadel. Het is
interessant om vast te leggen dat een eminente geest in de manoeuvres en die
de vertragingstactiek leidde, terwijl zijn kameraden de straten schoonveegde
voor rekruten, een student uit Noord Dakota was met
de naam John Knauf. Hij was een verrukkelijke
persoonlijkheid met een groot gevoel voor humor. In de jaren daarna werd hij
opnieuw ontmoet in zijn rechtenpraktijk in Jamestown. Toen het college werd georganiseerd in 1909
werd hij verkozen als secretaris van de Raad van Bestuur van het College, en
de president, die de letterenkandidaat was geweest
voor het voorzitterschap van Universiteit’s
Studentenbond, had het verrukkelijke genoegen om hem uitvoerig te vertellen
over zijn manoeuvres destijds in Ann Arbor, tot groot genoegen van beiden. De
twee werden hechte vrienden en de secretaris was een zeer efficiënte
functionaris en een genie in het heropenen van ons instituut. Hoe klein de
wereld uiteindelijk is en hoe zeer mannen bekwaamheid en competentie en
vriendschap waarderen! Hij
studeerde af aan de universiteit in 1894 met de graad 165 van Bachelor of Arts. Grotendeels
vanwege zijn ongebruikelijke financiële succes tijdens vakanties, besloot hij
nog een jaar terug te keren om zijn studie te beginnen voor een mastergraad
in Hebreeuws en Hellenistisch Grieks. Het was met name in dat jaar, als secretaris
van de Tappan Presbyterian
Association, dat hij zich op grote schaal
bezighield met het organiseren van de christelijke krachten voor effectief
werk onder de studenten op de universiteitscampus. Die Association was de
pionier in Amerika van wat later onder de verschillende denominaties bekend
werd als Student University Work. Dr. French volgde
hem op dit belangrijke gebied van studentenpastor op en breidde zijn taken
uit tot een fulltime dienstverband. Het gevoel in het land in die tijd onder
de kerken was niet erg attent - zelfs niet hoffelijk en tolerant. Er waren
meer presbyteriaanse studenten op de campus van de universiteit dan die op
Princeton University, maar de kerken leken totaal onverschillig voor hun
religieuze behoeften. Dit bleek heel duidelijk te zijn op de vergadering van
de Michigan-synode in het rapport van de voorzitter van de synodecommissie.
De voorzitter verklaarde in de loop van zijn verslag met een dramatisch
gebaar: "Ik zou liever een dolk in mijn boezem steken dan mijn twee
jongens naar de universiteit te sturen, dat goddeloze instituut" In het
verslag van het werk van de Tappan Presbyterian Vereniging werd eenvoudig verwezen naar de
ongerechtvaardigde verklaring van de voorzitter met de opmerking: "Als
het standpunt van de voorzitter waar of correct is, waar kan de kerk dan een
groter zendingsveld voor de kerk vinden om te bezetten? Moeten deze
studenten, terwijl 166 ze hun geest richten op de wetenschappen,
literatuur en beroepen, kansen voor spirituele cultuur worden ontzegd?"
Het antwoord was duidelijk en vanzelfsprekend. Het is een geluk dat de
verschillende denominaties zich eindelijk bewust werden van deze grote behoefte
en probeerden om in hun christelijke programma Student Pastors op de
universiteitscampussen in de Verenigde Staten op te nemen. Een van de
vroegste, zo niet de vroegste, in deze belangrijke taak te zijn geweest,
heeft door de jaren heen een zekere mate van voldoening gegeven. Hij voelde
echter dat in die tijd dat als hij ervoor zou kiezen om door te gaan met
educatieve diensten voor de kerk, hij de voorkeur zou hebben in een College
te werken waar de Bijbel werd onderwezen en zeker de hoeksteen was in de boog
van de educatieve procedure. In
de herfst van 1895 ging hij naar het McCormick Theological Seminary voor
verdere filosofische en theologische studie in een driejarige cursus. Zijn
zomervakanties bracht hij in die tijd door met het uitproberen van zichzelf
als studentenvoorraad. De eerste zomer nam hij een verlaten kerk in Hesperia, Michigan in. De kerk was twee jaar gesloten
geweest vanwege een kerkruzie. De ramen waren allemaal dichtgetimmerd, ook de
ramen van een mooie pastorie. Het was een Schotse gemeenschap in het hart van
het perzikteeltgebied. Hij stemde ermee in om de zomer onder de mensen door
te brengen met dien verstande dat hij geen salaris voor zijn diensten zou
accepteren, maar zou zien wat er gedaan kon worden om de kerk te reanimeren. Hesperia was een prachtig stadje en hij vond het heerlijk
om het land in te trekken en dagen achtereen te bezoeken, gewoon om de 167 mensen om voor het geestelijk welzijn
van hun gezin te zorgen. De eerste zondag preekte hij voor lege stoelen;
binnen drie weken was de kerk overvol. De oude vetes verdwenen - algemene
goede wil bestond. Zelfs een oude weduwe met de dorpskoe,
die een wrok koesterde tegen de stadsredacteur omdat hij een artikel schreef
tegen de koe van de weduwe die door de hele stad dwaalde en aardappelvelden
en bloemperken vernielde en de straten en trottoirs vervuilde, maakte het
goed met de redacteur en kwam terug naar de kerk. Spontaan brak er een
opwekking uit, scores werden geonverteerd en sloten
zich aan bij de kerk. Toen de zomer voorbij was, werd er een gewone predikant
geroepen. De
volgende zomer sprak het noordwesten hem aan. Hij had tijdens de winter in
Chicago last van neusverkoudheid en terugkerende bronchitis en vond het
verstandig om de zomer door te brengen in het ijle klimaat van North Dakota. Drie maanden lang predikte hij in twee grote
schoolgebouwen aan de rivier de Sheyenne ten zuiden
van het indianenreservaat Fort Totten. Het bleek een heerlijke ervaring en
vakantie te zijn. Hij opende een derde punt in dat uitgestrekte gebied en
richtte een derde kerk op. De mensen bevolkten de vergaderingen boven de
capaciteit van de gebouwen. Hij had het gewaagd om op zoek te gaan naar
gezondheid en keerde terug voor het laatste jaar in het Seminarie, volledig
hersteld en versterkt. Deze
ondernemingen vormden dierbare herinneringen en openden een visie op de grote
behoefte in de uitgestrekte gebieden van missionaire regio's waar de mensen
weinig voordelen hebben. Dit maakte indruk op hem, zodat hij na de voltooiing
van zijn seminarietraining 168 een oproep van een grote kerk afwees
en twee huiszendingskerken in Minesota aannam tegen
het royale salaris van 675,00 dollar
per jaar! De heer Lorenz voorspelde precies dat toen de heer Kroeze zijn
aanbod van 10.000,00 dollar per jaar afsloeg bij wiens firma hij tijdens de
zomervakanties als student zo'n groot succes had. Maar hij herinnerde zich
zijn laatste opmerking aan de heer Lorenz. "Ik heb de rechtvaardige
nooit verlaten gezien, noch zijn zaad bedelend om brood." Hij koos
ervoor om onderaan te beginnen. Wijding vond plaats door de Detroit
Presbyterianen onder wiens zorg hij was geplaatst op het moment dat hij naar
de universiteit ging. Hij schreef voor zijn wijding een Latijnse stelling
over: De Foedere
Redemptionis (Het verlossingsverbond), een
Griekse exegese over de Logos (de
rede) en een proefpreek over Lukas
8:45 – “Wie heeft mij aangeraakt?” Na twee heerlijke jaren in de twee
kleine missiekerken, vroeg Winona Presbytery hem om de Central Presbyterian
Church van Austin, Minnesota, over te nemen om een
zeven jaar oude vete op te lossen. Het was een gevaarlijke onderneming voor
een jonge man die nog geen reputatie had opgebouwd. Het zou volmaakte
vaardigheid en oordeelsvermogen vereisen. Hij stemde ermee in om de stap te
zetten onder een vastgelegde overeenkomst dat elke stap die hij nam zou
worden bekrachtigd door de leden van de Presbyterianen. Zijn
eerste stap was een chirurgische ingreep om twaalf families uit het
lidmaatschap van de kerk te verwijderen - een zeer gedurfde en drastische
procedure, een besliste niet-presbyteriale actie,
maar een effectieve genezing van de verstoring van de vrede en vooruitgang
van de kerk. 169 Hij nam zijn beslissing in het
vertrouwen dat als ze geen vragen zouden beantwoorden, hij dat ook niet zou
doen, maar ze konden alle vragen naar hem doorverwijzen. Tussen de twee kreeg
niemand informatie. Het resultaat was magisch - de strategie werkte! De
nieuwsgierigen, zowel als de niet-betrokken leden, drongen de kerk elke
zondag tot aan de deuren en groot enthousiasme overheerste. Er werd nog een steile helling van
grote betekenis genomen. De eerste Presbyteriaanse kerk in de stad kwam leeg
te staan. De kerk had grote schulden op een pastorie en op het achterstallige
salaris van hun recente pastoor die ergens anders heen was gegaan. De Sessie
van de Eerste kerk deed een beroep op hem om een jaar lang één keer per
zondag een dienst te houden en de schuldenlast weg te werken. Dit leverde hem
drie diensten per dag op. De schulden werden kwijtgescholden en de weg
vrijgemaakt om een nieuwe predikant te bellen. Het onverwachte gebeurde
echter. De eerste kerk stemde om zich bij de Centrale Presbytarian
Church aan te sluiten, waardoor beide gemeenten die
slechts anderhalve kilometer van elkaar verwijderd waren, verenigd werden in
de stad! Deze beweging maakte de weg vrij voor een krachtige kerkelijke
activiteit in die snelgroeiende industriestad. De beroemde verpakkingsfabriek
van George A. Hormel in die tijd kreeg een grote
expansie, en de president George A. Hormel, een
goede financier, aanvaardde het voorzitterschap van de kerkelijke raad van
bestuur. Zijn vrouw, een bekwaam musicus en een zeer gewaardeerde vrouw, was
de kerkorganiste. In 1904 werd hij met een ernstig
probleem geconfronteerd. De president van Lenox
College, een worstelende instelling in Iowa, deed drie keer een beroep op hem
om zich bij zijn staf te voegen als hoogleraar filosofie en psychologie. Hij
hield van zijn kerk en de mensen, maar op het derde verzoek stemde hij ermee
in de functie in te nemen na een opfriscursus aan de Universiteit van Chigago. Zo begon de educatieve carrière van zijn leven. 170 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 1uis Robert Gray Kroeze Btte Montana
Figuur 2huis Robert Gray Kroeze Buitte Montana
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|